De student kan aan de groepsgesprekken actief deelnemen door middel van het stellen van vragen en geven van feedback. (1.1.B.2) (niveau 2) |
De student kan aan de groepsgesprekken bijdragen door middel van bevraging van medestudenten, zodat de medestudenten meer inzicht bekomen over hun zelfbeeld en beroepsbeeld. (1.1.B.2) (niveau 2) |
De student kan van alle documenten in het portfolio verduidelijken aan de coach en de groepsleden. (1.7.B.1) (niveau 2) |
De student kan de SWOT aanvullen. (1.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan gemaakte afspraken/criteria (in verband met portfolio, lessen/sessies, reflectieverslagen) na komen. (1.3.A.1) (niveau 2) |
De student kan het PAP (Persoonlijk actieplan) verder ontwikkelen. (1.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan het portfolio aanvullen met de vereiste documenten; (1.1.A.2) (niveau 1) |
De student kan op een correcte wijze de checklist invullen, die de aanwezige documenten in het portfolio van de medestudent vermeldt. (1.1.B.2) (niveau 2) |
De student kan persoonlijke en professionele ontwikkelingsdoelen opstellen volgens het smarti-systeem; (1.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan persoonlijke en professionele ontwikkelingsdoelen linken aan de competenties, dit doet de student ter voorbereiding van het 2de groepsgesprek. (1.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan motiveren hoe de SWOT (sterkten, zwakten, bedreigingen, kansen) en POP met elkaar in verband staan. (1.7.B.1) (niveau 2) |
De student kan zijn eigen SWOT (kwaliteiten, valkuilen, sterkten, zwakten en bedreigingen) uitleggen. (1.1.B.1) (niveau 2) |
De student kan zijn/haar persoonlijke en professionele (studieloopbaan)ontwikkeling (wat betreft het zelfbeeld en beroepsbeeld) beschrijven aan andere groepsleden. (1.7.B.1) (niveau 2) |
De student kan de eigen mening tijdens op een sociaal vaardige manier verwoorden. (1.7.B.1) (niveau 2) |
De student kan de MD activiteiten bespreken (1.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan zorgsituaties, die zich voordeden op de stageplaats, beschrijven aan de hand van reflectie. (1.6.A.3) (niveau 2) |
De student kan het beroepsgeheim bewaken (2.5.B.3) (niveau 2) |
De student kan reflecteren over de door hem gegeven feedback aan zijn medestudent. (2.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan reflecteren over de examenresultaten van het vorig academiejaar. (2.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan reflecteren over ervaringen en ontwikkelingen die de student tijdens de groepssessies ervaart, met betrekking tot de studieloopbaan en persoonlijke ontwikkeling. (2.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan zelf zijn verantwoordelijkheid opneemt voor zijn studieloopbaan. (2.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan alternatieven zoeken voor zorgsituaties die zich voordeden op de stageplaats. (2.3.A.1) (niveau 2) |
De student kan betreft maatschappelijke dienstverlening de focus leggen op eigen maatschappelijke en culturele ontwikkeling en kan hij dit verwerken in zijn portfolio. (2.1.A.2) (niveau 2) |
De student kan betreft maatschappelijke dienstverlening zijn eigen grenzen verleggen in functie van zijn professionele ontwikkeling en verwerkt dit in zijn portfolio. (2.1.A.2) (niveau 2) |
De student kan feedback ontvangen van de coach en medestudenten (3.1.B.1) (niveau 2) |
De student kan het POP (ontwikkelingsplan) en/of PAP (persoonlijk actieplan) indien nodig aan te passen. (3.2.A.2) (niveau 1) |
De student kan aan de groepsgesprekken actief deelnemen door middel van het stellen van vragen en geven van feedback. (1.1.B.2) (niveau 2) |
De student kan aan de groepsgesprekken bijdragen door middel van bevraging van medestudenten, zodat de medestudenten meer inzicht bekomen over hun zelfbeeld en beroepsbeeld. (1.1.B.2) (niveau 2) |
De student kan van alle documenten in het portfolio verduidelijken aan de coach en de groepsleden. (1.7.B.1) (niveau 2) |
De student kan de SWOT aanvullen. (1.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan gemaakte afspraken/criteria (in verband met portfolio, lessen/sessies, reflectieverslagen) na komen. (1.3.A.1) (niveau 2) |
De student kan het PAP (Persoonlijk actieplan) verder ontwikkelen. (1.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan het portfolio aanvullen met de vereiste documenten; (1.1.A.2) (niveau 1) |
De student kan op een correcte wijze de checklist invullen, die de aanwezige documenten in het portfolio van de medestudent vermeldt. (1.1.B.2) (niveau 2) |
De student kan persoonlijke en professionele ontwikkelingsdoelen opstellen volgens het smarti-systeem; (1.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan persoonlijke en professionele ontwikkelingsdoelen linken aan de competenties, dit doet de student ter voorbereiding van het 2de groepsgesprek. (1.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan motiveren hoe de SWOT (sterkten, zwakten, bedreigingen, kansen) en POP met elkaar in verband staan. (1.7.B.1) (niveau 2) |
De student kan zijn eigen SWOT (kwaliteiten, valkuilen, sterkten, zwakten en bedreigingen) uitleggen. (1.1.B.1) (niveau 2) |
De student kan zijn/haar persoonlijke en professionele (studieloopbaan)ontwikkeling (wat betreft het zelfbeeld en beroepsbeeld) beschrijven aan andere groepsleden. (1.7.B.1) (niveau 2) |
De student kan de eigen mening tijdens op een sociaal vaardige manier verwoorden. (1.7.B.1) (niveau 2) |
De student kan de MD activiteiten bespreken (1.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan zorgsituaties, die zich voordeden op de stageplaats, beschrijven aan de hand van reflectie. (1.6.A.3) (niveau 2) |
De student kan het beroepsgeheim bewaken (2.5.B.3) (niveau 2) |
De student kan reflecteren over de door hem gegeven feedback aan zijn medestudent. (2.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan reflecteren over de examenresultaten van het vorig academiejaar. (2.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan reflecteren over ervaringen en ontwikkelingen die de student tijdens de groepssessies ervaart, met betrekking tot de studieloopbaan en persoonlijke ontwikkeling. (2.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan zelf zijn verantwoordelijkheid opneemt voor zijn studieloopbaan. (2.1.A.3) (niveau 2) |
De student kan alternatieven zoeken voor zorgsituaties die zich voordeden op de stageplaats. (2.3.A.1) (niveau 2) |
De student kan betreft maatschappelijke dienstverlening de focus leggen op eigen maatschappelijke en culturele ontwikkeling en kan hij dit verwerken in zijn portfolio. (2.1.A.2) (niveau 2) |
De student kan betreft maatschappelijke dienstverlening zijn eigen grenzen verleggen in functie van zijn professionele ontwikkeling en verwerkt dit in zijn portfolio. (2.1.A.2) (niveau 2) |
De student kan feedback ontvangen van de coach en medestudenten (3.1.B.1) (niveau 2) |
De student kan het POP (ontwikkelingsplan) en/of PAP (persoonlijk actieplan) indien nodig aan te passen. (3.2.A.2) (niveau 1) |