1.1. Past de zorgsituatie aan in functie van de filosofische en ideologische overtuiging van de zorgvrager.
1.2. Integreert culturele aspecten in complexe zorgsituaties.
1.3. Handelt in functie van noden en behoeften van de zorgvrager en zijn omgeving in een complexe zorgsituatie.
2.4. Houdt bij implementatie van oplossingen voor probleemsituaties steeds rekening met de inbreng/mening van de betrokken partijen.
2.6. Handelt juridisch verantwoord en omschrijft de beperktheden en hiaten in de wetgeving.
3.2. Optimaliseert de zorgsituatie door reflectie.
6.2. Integreert de verschillende beroepspecifieke bevoegdheden in de samenwerking binnen een intra- en interprofessioneel team.
7.1. Communiceert op een correct sociaal vaardige wijze binnen het intra- en interprofessionele team.
10.2. Geeft feedback aan collega’s om de ontwikkeling van hun competenties te ondersteunen.

De student beschrijft, situeert de organisatie van de kritieke diensten en het eenvormige oproepnummer 100. De student heeft inzicht in de dringende geneeskundige hulpverlening (DGH). Hij structureert de wettelijke bepalingen en past deze toe binnen het werkveld. Hij handelt op een wijze die bij de verpleegkundige beroepsethiek past. Hij situeert zich als verpleegkundige binnen de medico legale wetgeving en is zich bewust van verschillende aansprakelijkheidsvormen die van toepassing zijn binnen het verpleegkundig beroep. De student biedt een optimale psychosociale opvang van de patiënt en zijn familie in een urgente setting en verwijst door naar de juiste hulpdiensten. De student anticipeert op stresstoestanden die voortvloeien uit het werk op een kritieke dienst en de confrontatie met critical incidents. De student past op professionele wijze gesprekstechnieken toe binnen het werkveld. De student maakt gebruik van de communicatiemiddelen in de DGH en bij rampsituaties. De student benoemt de verschillende taken en organisaties bij rampen en functioneert binnen deze organisatie in de functie die hij op dat ogenblik waarneemt. De student gaat op adequate manier om met stress, andere emoties specifiek in spoeddiensten (zwarte humor, burn out, woede, onmacht, ...).

Wettelijk kader, programmatie en normering van de verschillende diensten in de prehospitaal en kritieke diensten.
Aansprakelijkheid van de verpleegkundigen op de kritieke diensten en in de pre hospitaalzorg.
Sociale vaardigheden: intakegesprek, omgaan met agressie, etische problematiek, PTSD, psychosociale begeleiding van de patiënt en zijn omgeving.
Stressmanagement, timemanagement, burnout.
Medico legale aspecten die voortvloeien uit de samenwerking tussen verpleegkundigen en artsen.
Preventie van conflict hoe anticiperen (organisatie, cultuur, structuur).
Rampenmanagement.
Medisch Interventieplan.
Radiocommunicatie.