Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Gezondheid en Welzijn
campus Spoor Noord Noorderplaats
Noorderplaats 2 - 2000 Antwerpen
gw@ap.be
Professionele vaardigheden 19815/1529/1718/1/09
Studiegids

Professionele vaardigheden 1

9815/1529/1718/1/09
Academiejaar 2017-18
Komt voor in:
  • Bachelor in de verpleegkunde (4j ), trajectschijf 1
In andere opleidingen:
  • Bachelor in de verpleegkunde (flex) als Professionele vaardigheden 1
  • Bachelor in de verpleegkunde (in afbouw) als Professionele vaardigheden 1
  • Bachelor in de verpleegkunde: brugprogramma (afbouw) als Professionele vaardigheden 1
  • Bachelor in de verpleegkunde: werkstudenten (afbouw) als Professionele vaardigheden 1
Dit is een enkelvoudig opleidingsonderdeel.
Studieomvang: 14 studiepunten
Titularis: Bosmans Johan
Andere co-titularis(sen): Hereygers Nicky, Janssens Inge, Lambrechts Wim, Matthyssen Benedicte, Van den Broeck Nadine, Van Den Heuvel Anneleen, Van der Linden Eva, Van Gerwen Ellen, Vansteenbeeck Eva, Van Tiggel Marie-Rose, Verlinde Joeri, Wildiers Anja
Co-titularis(sen) zijn nog niet (allemaal) gekend.
Onderwijstalen: Nederlands
Kalender: Academiejaar
Dit opleidingsonderdeel wordt gequoteerd op 20 (tot op een geheel getal).
Mogelijke grensdata voor leerkrediet: 23.10.2017 (Volledig academiejaar)
Tweede examenkans: wel mogelijk.
Delibereerbaarheid: Dit opleidingsonderdeel komt in aanmerking voor deliberatie onder de voorwaarden van de opleiding waarvoor je bent ingeschreven.
Totale studietijd: 350,00 uren

Volgtijdelijkheid

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.

Begincompetenties (tekst)

Voor dit Olod zijn geen specifieke begincompetenties vereist.

Eindcompetenties (tekst)

In dit Olod werkt de student aan de ontwikkeling van de volgende competenties:

1. Opbouwen
1.1. Verzamelen van relevante informatie (eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving en eigenschappen van de zorgvrager). (niveau 1)
1.5. Opstellen van een systematisch zorgplan. (niveau 1)
1.6. Rapporteren van de zorgsituatie intra- en interprofessioneel. (niveau 1)
1.7. Verantwoorden van de zorgsituatie intra- en interprofessioneel. (niveau 1)

2. Realiseren
2.1. Handelen in functie van de noden en behoeften van de zorgvrager (cfr. referentiekader) en rekening houden met hun persoonlijke zingeving. (niveau 1)
2.2. Toepassen van beroepsspecifieke handelingen ifv het opgestelde systematische zorgplan. (niveau 1)
2.3. Handelen vanuit relevante informatie (8 basisprincipes, eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving, verpleegkundige diagnostiek en eigenschappen van de zorgvrager) voor de uitvoering van de zorgsituatie. (niveau 1)

3. Coördineren
3.2. Regisseren van de zorgsituatie. (niveau 1)
3.4. Begeleiden van teamleden in hun leerproces. (niveau 1)

A. Zelfregulering
A.3. Student: Reflecteert over de eigen professionele ontwikkeling en de beroepshandeling en integreert de bevindingen en feedback van anderen in het handelen. (niveau 1)

B. Interpersoonlijke vaardigheden
B.3. Pleitbezorger: komt op voor de belangen van de zorgvrager en respecteert het beroepsgeheim. (niveau 1)

OLR-Leerdoelen (lijst)

1. Opbouwen - 1. Verzamelen van relevante informatie (eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving en eigenschappen van de zorgvrager)
De student kan de planning van de zorg onderbouwen, rekening houdend met mogelijkheden en beperktheden van de zorgvrager (1.1.A.1) (niveau 1)
1. Opbouwen - 3. Omgaan met relevante informatie (eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving, verpleegkundige diagnostiek en eigenschappen van de zorgvrager) voor de opbouw van een zorgsituatie.
De student kan het zorgopbouwschema hanteren voor de uitvoering van een technische zorgverlening in casuïstiek in het vaardigheidslabo. Hij/Zij houdt hierbij rekening met de basisprincipes van M. Grypdonck: hygiëne en steriliteit, veiligheid, beleving van de zorgvrager, zelfzorg en mening geven, comfort, ergonomie, ecologie, economie (1.3.A.1) (niveau 3)
1. Opbouwen - 5. Opstellen van een systematisch zorgplan.
De student kan het zorgopbouwschema hanteren voor de uitvoering van een technische zorgverlening in casuïstiek in het vaardigheidslabo. Hij/Zij houdt hierbij rekening met de basisprincipes van M. Grypdonck: hygiëne en steriliteit, veiligheid, beleving van de zorgvrager, zelfzorg en mening geven, comfort, ergonomie, ecologie, economie (1.3.A.1) (niveau 3)
1. Opbouwen - 6. Rapporteren van de zorgsituatie intra- en interprofessioneel.
De student kan de zorgverlening op een objectieve wijze rapporteren (1.6.A.1) (niveau 1)
2. Realiseren - 1. Handelen in functie van de noden en behoeften van de zorgvrager (cfr. referentiekader) en rekening houden met hun persoonlijke zingeving.
De student kan bij de zorguitvoering rekening houden met de mogelijkheden en moeilijkheden van de zorgvrager met betrekking tot de zorgsituatie. (2.1.A.1) (niveau 1)
2. Realiseren - 2. Toepassen van beroepsspecifieke handelingen ifv het opgestelde systematische zorgplan
De student kan de privacy van de patiënt respecteren (2.2.A.1) (niveau 1)
De student kan over de zorguitvoering reflecteren (2.2.A.3) (niveau 1)
2. Realiseren - 3. Handelen vanuit relevante informatie ( 8 basisprincipes, eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving, verpleegkundige diagnostiek en eigenschappen van de zorgvrager) voor de uitvoering van de zorgsituatie.
De student kan de technische zorgverlening uitvoeren binnen de hiervoor toegestane tijd (2.3.A.1) (niveau 1)
De student kan diverse verplaatsingstechnieken uitvoeren bij de zorgvrager (2.3.A.1) (niveau 1)
De student kan een correcte eigen hygiëne als verpleegkundige tonen (2.3.A.1) (niveau 1)
De student kan op systematische wijze het benodigde materiaal verzamelen voor de technische zorgverlening in het vaardigheidslabo (2.3.A.1) (niveau 1)
De student kan rekening houden met de invloed van de gebruikte materialen op de zorgvrager en zijn omgeving (2.3.B.3) (niveau 1)
De student kan zijn/haar handhygiëne op correcte wijze uitvoeren. (2.3.A.1) (niveau 1)
3. Coördineren - 4. Begeleiden van teamleden in hun leerproces.
De student kan feedback met betrekking tot de zorgverlening geven aan de medestudent (3.4.A.1) (niveau 1)

Leerdoelen

Na afloop van dit Olod is de student in staat om:
 
  • het zorgopbouwschema te hanteren voor de uitvoering van een technische zorgverlening in casuïstiek in het vaardigheidslabo. Hij/Zij houdt hierbij rekening met de basisprincipes van M. Grypdonck: hygiëne en steriliteit, veiligheid, beleving van de zorgvrager, zelfzorg en mening geven, comfort, ergonomie, ecologie, economie. (1.3.A.3.) (niveau 1)
  • de planning van de zorg te onderbouwen, rekening houdend met mogelijkheden en beperktheden van de zorgvrager. (1.1.A.3.) (niveau 1)
  • de gegevens met betrekking tot de zorgverlening volledig te verzamelen. (3.2.A.3.) (niveau 1)
  • zijn/haar handhygiëne op correcte wijze uit te voeren. (2.3.A.3.) (niveau 1)
  • een correcte eigen hygiëne als verpleegkundige te tonen. (2.3.A.3.) (niveau 1)
  • bij de uitvoering van de zorg een correcte rughygiëne te hanteren, waarbij het comfort en de veiligheid van de patiënt centraal staat en met gebruik van maximale medewerking van de patiënt en hulpmiddelen. (2.3.A.3.) (niveau 1)
  • de privacy van de patiënt te respecteren. (2.2.B.3.) (niveau 1)
  • op systematische wijze het benodigde materiaal te verzamelen voor de technische zorgverlening in het vaardigheidslabo. (1.3.A.3.) (niveau 1)
  • bij de zorguitvoering rekening te houden met de mogelijkheden en moeilijkheden van de zorgvrager met betrekking tot de zorgsituatie. (2.1.A.3.) (niveau 1)
  • de zorgverlening op een objectieve wijze te rapporteren. (1.4.A.3.) (niveau 1)
  • over de zorguitvoering te reflecteren. (2.2.A.3.) (niveau 1)
  • feedback met betrekking tot de zorgverlening te geven aan de medestudent. (3.4.A.3.) (niveau 1)
  • de technische zorgverlening uit te voeren binnen de hiervoor toegestane tijd. (2.3.A.3.) (niveau 1)
  • rekening te houden met de invloed van de gebruikte materialen op de zorgvrager en zijn omgeving. (2.3.B.3.) (niveau 1)
  • diverse verplaatsingstechnieken uit te voeren bij de zorgvrager. (2.2.A.3.) (niveau 1)

Leerinhoud

In dit Olod komen volgende onderwerpen aan de orde:

  • Handelingsschema bij verplegingstechnieken.
  • Opmaken van het ziekenhuisbed.
  • Verwisselen van linnen van de patiënt.
  • Intraveneuze perfusie.
  • Bedpan, urinaal en condoomkatheter. Aanleggen van incontinentieverbanden.
  • Hygiënische zorgverlening.
  • Aandachtspunten bij een patiënt met een urine verblijfsonde.
  • De oorverzorging.
  • De haarwassing.
  • De oogverzorging, oogindruppeling en –inzalving.
  • De mondhygiëne.
  • Zorgen aan het rectale stelsel.
  • Stomazorg.
  • Opname van parameters.
  • Verpleegkundige zorglening aan de operatiepatiënt.
  • De wondverzorging, verwijdering van hechtingsmiddelen.
  • Inspuitingen.
  • Veneuze bloedafname.
  • Basis kinderverpleegkundige vaardigheden bij het gezonde kind.
  • Reanimatievaardigheden: Basic Life Support.
  • Manutentie met of zonder gebruik van hulpmiddelen: translatie, wentelen, positioneren van de patiënt, rechtop zetten op de rand van het bed, rechtop komen uit de stoel, neerleggen, neerzetten in stoel, hogerop brengen in bed/stoel, transfert, transport, hulp bij het eerste opkomen, manipuleren van de rolstoel, het plaatsen van de bedpan.

Studiematerialen (tekst): Verplicht

Cursus.

Studiematerialen (tekst): Aanbevolen

Rekenen in de gezondheidszorg. J.H.Vermaat - 2010 4de ed. ISBN 978-90-5740-079-7

Onderwijsorganisatie

Werkvormen
Hoor- en/of werkcolleges50,00 uren
Practicum en/of oefeningen60,00 uren
Werktijd buiten de contacturen240,00 uren

Toetsing (lijst)

Evaluatie(s) voor de eerste examenkans
MomentVorm%Opmerking
AcademiejaarVaardigheidstoets simulatie permanent (Permanente evaluatie)100,00
Evaluatie(s) voor de tweede examenkans
MomentVorm%Opmerking
Tweede examenperiodeVaardigheidstoets simulatie100,00

Toetsing (tekst)

De evaluatie van dit opleidingsonderdeel bestaat uit een permanente evaluatie met eindexamen. Doorheen het jaar demonstreert de student vooraf bepaalde vaardigheden tijdens de stationsproeven (permanente evaluatie). Aan het einde van semester 2 volgt het eindexamen onder de vorm van een geïntegreerde oefening.

Eerste semester:
Voor de stage, worden er stationsproeven georganiseerd welke bestaan uit 3 stations: manutentie 1, technische vaardigheid 1 en casuïstiek 1. Voor elk station heeft de student 30 minuten ter beschikking.
In het station “Casuïstiek 1” stelt de student aan de hand van het dossier van een casuspatiënt een zorgplan op en remedieert dit, rekening houdend met noden, behoeften, waarden en normen van de patiënt.
Technische vaardigheid 1” bestaat uit een hygiënische zorgverlening (volledig bedbad) aan de casuspatiënt uit casuïstiek 1. De student dient geslaagd te zijn d.w.z. het label te behalen voor de hygiënische zorgverlening om toegelaten te worden op stage. Herkansing door middel van een joker (zie verder) is mogelijk. Indien de student dient te herkansen heeft dit enkel tot doel het behalen van de toelating om stage te mogen lopen en het behalen van alle basislabels. De oorspronkelijke score blijft behouden. Wanneer de student na 2 herkansingen nog steeds het label hygiënische zorgverlening niet heeft behaald, wordt de student gevraagd de voortzetting van zijn/haar opleiding ernstig te overwegen.
Het station “Manutentie 1” wordt georganiseerd in de examenperiode aan het einde van semester 1.

De score voor de stationsproeven van semester 1 wordt als volgt bepaald en telt mee voor 25 % van het resultaat voor het opleidingsonderdeel:

  • Casuïstiek 1: 5 % vaardigheidstoets
  • Technische vaardigheid 1: 12,5 % vaardigheidstoets
  • Manutentie 1: 7,5 % vaardigheidstoets

Tweede semester:
Tijdens de examenperiode van januari worden stationsproeven georganiseerd welke bestaan uit 3 stations: casuïstiek 2, technische vaardigheid 2, technische vaardigheid 3. Voor elk station heeft de student 20 minuten ter beschikking. In het station “Casuïstiek 2” stelt de student aan de hand van het dossier van een heelkundige patiënt een zorgplan op en remedieert dit, rekeninghoudend met noden, behoeften, waarden en normen van de patiënt. De student duidt hier zijn/haar productenkennis. Tevens wordt in dit station een medicatieberekening uitgevoerd. “Technische vaardigheid 2” bestaat uit een inspuiting, “Technische vaardigheid 3” uit een wondzorg.
Stations “Technische vaardigheid 4” bestaande uit een septische wondzorg en “Technische vaardigheid 5”, bestaande uit een bloedname, "Manutentie 2" en "Verbandleer" worden georganiseerd in de examenperiode aan het einde van semester 2. Voor stations “Technische vaardigheid 4” en “Technische vaardigheid 5" heeft de student 20 minuten ter beschikking. Voor de stations Manutentie 2 en verbandleer krijgt de student telkens 10 minuten ter beschikking.

De score voor de stationsproeven van semester 2 wordt als volgt bepaald en telt mee voor 65 % van het resultaat voor het opleidingsonderdeel:

  • Casuïstiek 2: 5 % vaardigheidstoets
  • Technische vaardigheid 2: 10 % vaardigheidstoets
  • Technische vaardigheid 3: 10 % vaardigheidstoets
  • Technische vaardigheid 4: 10 % vaardigheidstoets
  • Technische vaardigheid 5: 10 % vaardigheidstoets
  • Manutentie 2: 10 % vaardigheidstoets
  • Verbandleer: 10 % vaardigheidstoets

De student dient de labels Inspuiting en Wondzorg te behalen om deze technische vaardigheden uit te voeren op stage. Indien de student (eventueel na herkansing) niet slaagt kan hij/zij alsnog op stage. Hij/Zij heeft dan GEEN toelating deze vaardigheden op stage uit te voeren. Indien de student dient te herkansen heeft dit enkel tot doel het mogen uitvoeren van deze technische vaardigheden op stage en het behalen van alle basislabels. De originele score blijft behouden.

De student heeft voor het gehele academiejaar recht op 3 jokers d.w.z. 3 herkansingsmogelijkheden. Deze kunnen aangewend worden om te herkansen wanneer de student niet geslaagd is voor een label. Voor de herkansing van Technische vaardigheid 1 wordt een moment in het uurrooster voorzien. De herkansingen voor Technische vaardigheden 2 t/m 4 worden afgenomen op de dag van de inhaalexamens van die examenperiodes. De student kan slechts 1 joker per vaardigheid inzetten. Wanneer de student (eventueel na inzet van de jokers) de vijf basislabels (hygienische zorgverlening, inspuiting, wondzorg, septische wondzorg en bloedname) niet heeft behaald wordt het eindcijfer voor het opleidingsonderdeel gereduceerd tot 50 % van de behaalde score en kan hij/zij dus niet slagen voor het opleidingsonderdeel. Indien de student niet heeft deelgenomen aan stations "Manutentie 1" en "Manutentie 2" wordt het eindcijfer voor het opleidingsonderdeel eveneens gereduceerd tot 50 % van de behaalde score.

Het eindexamen verloopt onder de vorm van een geïntegreerde oefening welke meetelt voor 10 % van de score voor het opleidingsonderdeel (10 % casustoets). Een geïntegreerde oefening bestaat uit een simulatie van een reële situatie (critical incident) in een veilige laboratoriumomgeving waarbij telkens 3 studenten samenwerken. De samenstelling van de groepen en de rol die de student in de oefening zal uitvoeren worden door de docenten bepaald: verpleegkundige, patiënt, observator.
Het examen in de tweede examenperiode bestaat uit drie technische vaardigheden, verbandleer en manutentie welke op 1 dag worden uitgevoerd.
De score voor het examen in de tweede examenperiode wordt als volgt bepaald:

  • Technische vaardigheid 1: 20 % vaardigheidstoets   
  • Technische vaardigheid 2: 20 % vaardigheidstoets   
  • Technische vaardigheid 3: 20 % vaardigheidstoets
  • Manutentie: 20 % vaardigheidstoets
  • Verbandleer: 20 % vaardigheidstoets

Tijdens de stationsproeven draagt de student het uniform zoals voorgeschreven in de stagerichtlijnen.

Wanneer de student wegens overmacht niet kan deelnemen aan de stationsproeven en/of geïntegreerde oefeningen dient hij/zij deze dag, voorafgaand aan het geplande tijdstip, de school (telefonisch) en de opleidingsonderdeelverantwoordelijke (via e-mail) hiervan te verwittigen. De student zet binnen de 3 kalenderdagen een bewijs van overmacht in iBamaflex.

Voor de activerende colleges en oefensessies van manutentie wordt van de student verwacht dat hij/zij sportieve kledij draagt. Deze bestaat zeker uit een lange broek en platte schoenen. Geen juwelen.

Voor de activerende colleges en inoefensessies van verbandleer brengt de student zijn/haar eigen zwachtels mee. Deze zijn: 2 zwachtels van 6 cm, 2 zwachtels van 8 cm en 2 zwachtels van ongeveer 4 cm. Indien de student geen zwachtels bij heeft op het station verbandleer kan dit niet afgelegd worden en wordt dit gequoteerd met “0”.

De student brengt voor elke bijeenkomst zijn/haar cursus mee.

Voor de oefensessies wordt van de student verwacht dat hij/zij zich degelijk voorbereidt door middel van de ter beschikbare materialen in de digitale leeromgeving door te nemen.