Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Gezondheid en Welzijn
campus Spoor Noord Noorderplaats
Noorderplaats 2 - 2000 Antwerpen
gw@ap.be
Professionele vaardigheden 29817/1529/1718/1/77
Studiegids

Professionele vaardigheden 2

9817/1529/1718/1/77
Academiejaar 2017-18
Komt voor in:
  • Bachelor in de verpleegkunde (4j ), trajectschijf 2
In andere opleidingen:
  • Bachelor in de verpleegkunde (flex) als Professionele vaardigheden 2
  • Bachelor in de verpleegkunde (in afbouw) als Professionele vaardigheden 2
  • Bachelor in de verpleegkunde: brugprogramma (afbouw) als Professionele vaardigheden 2
  • Bachelor in de verpleegkunde: werkstudenten (afbouw) als Professionele vaardigheden 2
Dit is een enkelvoudig opleidingsonderdeel.
Studieomvang: 9 studiepunten
Titularis: Bosmans Johan
Andere co-titularis(sen): Hereygers Nicky, Janssens Inge, Lambrechts Wim, Matthyssen Benedicte, Present Evy, Van den Broeck Nadine, Van Den Heuvel Anneleen, Van der Linden Eva, Vansteenbeeck Eva, Verlinde Joeri, Wildiers Anja
Onderwijstalen: Nederlands
Kalender: Academiejaar
Dit opleidingsonderdeel wordt gequoteerd op 20 (tot op een geheel getal).
Mogelijke grensdata voor leerkrediet: 23.10.2017 (Volledig academiejaar)
Tweede examenkans: wel mogelijk.
Delibereerbaarheid: Dit opleidingsonderdeel komt in aanmerking voor deliberatie onder de voorwaarden van de opleiding waarvoor je bent ingeschreven.
Totale studietijd: 225,00 uren

Volgtijdelijkheid

Begincompetenties (tekst)

Voorafgaand aan dit Olod dient de student volgend Olod te hebben afgerond: Professionele vaardigheden 1. De instroomcompetenties zijn gelijk aan de eindcompetenties van het desbetreffende Olod.

Eindcompetenties (tekst)

In dit Olod werkt de student aan de ontwikkeling van de volgende domeinspecifieke leerresultaten:

1. Opbouwen
1.1. Verzamelen van relevante informatie (eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving en eigenschappen van de zorgvrager). (niveau 1)
1.5. Opstellen van een systematisch zorgplan. (niveau 1)
1.6. Rapporteren van de zorgsituatie intra- en interprofessioneel. (niveau 1)
1.7. Verantwoorden van de zorgsituatie intra- en interprofessioneel. (niveau 1)

2. Realiseren
2.1. Handelen in functie van de noden en behoeften van de zorgvrager (cfr. referentiekader) en rekening houden met hun persoonlijke zingeving. (niveau 1)
2.2. Toepassen van beroepsspecifieke handelingen ifv het opgestelde systematische zorgplan. (niveau 1)
2.3. Handelen vanuit relevante informatie (8 basisprincipes, eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving, verpleegkundige diagnostiek en eigenschappen van de zorgvrager) voor de uitvoering van de zorgsituatie. (niveau 1)
2.4. Toepassen van gezondheidspromotie, rekening houdend met het welzijn van de zorgvrager. (niveau 2)

3. Coördineren
3.2. Regisseren van de zorgsituatie. (niveau 2)
3.4. Begeleiden van teamleden in hun leerproces. (niveau 2)

A. Zelfregulering

A.2. Manager: Handelt strategisch, innovatief en proactief en past het product of dienst aan i.f.v. de kwaliteitsverbetering. (niveau 2)
A.3. Student: Reflecteert over de eigen professionele ontwikkeling en de beroepshandeling en integreert de bevindingen en feedback van anderen in het handelen. (niveau 3)

B. Interpersoonlijke vaardigheden
B.3. Pleitbezorger: komt op voor de belangen van de zorgvrager en respecteert het beroepsgeheim. (niveau 3)

OLR-Leerdoelen (lijst)

1. Opbouwen - 3. Omgaan met relevante informatie (eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving, verpleegkundige diagnostiek en eigenschappen van de zorgvrager) voor de opbouw van een zorgsituatie.
De student kan de zorguitvoering overdacht en zorgvragergericht plannen. Hierbij komen zeker aan bod: gebruik van procedures, adequate pijnbestrijding, aspecten rond het verdere dagverloop, ziekte-inzicht van de zorgvrager (1.3.A.2) (niveau 3)
De student kan het zorgopbouwschema hanteren voor de uitvoering van een technische zorgverlening in casuïstiek in het vaardigheidslabo. Hij/Zij houdt hierbij rekening met de basisprincipes van M. Grypdonck: hygiëne en steriliteit, veiligheid, beleving van de zorgvrager, zelfzorg en mening geven, comfort, ergonomie, ecologie, economie (1.3.A.1) (niveau 3)
1. Opbouwen - 5. Opstellen van een systematisch zorgplan.
De student kan de zorguitvoering overdacht en zorgvragergericht plannen. Hierbij komen zeker aan bod: gebruik van procedures, adequate pijnbestrijding, aspecten rond het verdere dagverloop, ziekte-inzicht van de zorgvrager (1.3.A.2) (niveau 3)
De student kan het zorgopbouwschema hanteren voor de uitvoering van een technische zorgverlening in casuïstiek in het vaardigheidslabo. Hij/Zij houdt hierbij rekening met de basisprincipes van M. Grypdonck: hygiëne en steriliteit, veiligheid, beleving van de zorgvrager, zelfzorg en mening geven, comfort, ergonomie, ecologie, economie (1.3.A.1) (niveau 3)
1. Opbouwen - 7. Verantwoorden van de zorgsituatie intra- en interprofessioneel.
De student kan de reden en het doel van een procedure duiden (1.7.A.2) (niveau 2)
2. Realiseren - 1. Handelen in functie van de noden en behoeften van de zorgvrager (cfr. referentiekader) en rekening houden met hun persoonlijke zingeving.
De student kan bij de zorguitvoering rekening houden met de mogelijkheden en moeilijkheden van de zorgvrager met betrekking tot de zorgsituatie. (2.1.A.1) (niveau 2)
De student kan de privacy van de patiënt respecteren (2.1.A.1) (niveau 2)
2. Realiseren - 2. Toepassen van beroepsspecifieke handelingen ifv het opgestelde systematische zorgplan
De student kan de zorgverlening op een objectieve wijze mondeling en schriftelijk rapporteren (2.2.A.1) (niveau 2)
2. Realiseren - 3. Handelen vanuit relevante informatie ( 8 basisprincipes, eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving, verpleegkundige diagnostiek en eigenschappen van de zorgvrager) voor de uitvoering van de zorgsituatie.
De student kan de gebruikte materialen omschrijven volgens voor- en nadelen en hun invloed op de zorgvrager en zijn omgeving (2.3.B.3) (niveau 2)
De student kan de technische zorgverlening uitvoeren binnen de hiervoor toegestane tijd (2.3.A.1) (niveau 2)
De student kan een correcte eigen hygiëne als verpleegkundige tonen (2.3.A.1) (niveau 2)
De student kan een omgevingcheck uitvoeren en een juiste materiaalafvoer verzekeren (2.3.A.1) (niveau 2)
De student kan op systematische wijze het benodigde materiaal volledig verzamelen voor de technische zorgverlening in het vaardigheidslabo (2.3.A.1) (niveau 3)
De student kan tijdens de zorguitvoering bij onvoorziene zaken indien nodig van zijn/haar oorspronkelijke planning afwijken en nadien argumenteren waarom er werd afgeweken of niet. (2.3.A.1) (niveau 2)
De student kan zijn/haar handhygiëne op correcte wijze uitvoeren. (2.3.A.1) (niveau 2)
2. Realiseren - 4. Toepassen van gezondheidspromotie, rekening houdend met het welzijn van de zorgvrager.
De student kan adequate patiëntvoorlichting geven: inhoudelijk juist en duidelijk (2.4.A.1) (niveau 2)
3. Coördineren - 2. Regisseren van de zorgsituatie
De student kan de gegevens met betrekking tot de zorgverlening volledig verzamelen (3.2.A.1) (niveau 2)
De student kan duiden wat, waar en aan wie gedelegeerd kan/mag worden (3.2.A.2) (niveau 2)
3. Coördineren - 4. Begeleiden van teamleden in hun leerproces.
De student kan de principes van feedback en reflectie in casuïstiek en vaardighedenonderwijs toepassen (3.4.A.1) (niveau 2)
De student kan de principes van feedback en reflectie in casuïstiek en vaardighedenonderwijs toepassen. (3.4.A.1.) (niveau 3)

Leerdoelen

Na afloop van dit Olod is de student in staat om:
 
  • het zorgopbouwschema te hanteren voor de uitvoering van een technische zorgverlening in casuïstiek in het vaardigheidslabo. Hij/Zij houdt hierbij rekening met de basisprincipes van M. Grypdonck: hygiëne en steriliteit, veiligheid, beleving van de zorgvrager, zelfzorg en mening geven, comfort, ergonomie, ecologie, economie. (1.3.A.2.) (niveau 3)
  • de zorguitvoering overdacht en zorgvragergericht te plannen. Hierbij komen zeker aan bod: gebruik van procedures, adequate pijnbestrijding, aspecten rond het verdere dagverloop, ziekte-inzicht van de zorgvrager, ... (1.3.A.2.) (niveau 3)
  • de reden en het doel van een procedure te duiden. (1.5.A.2.) (niveau 2)
  • de gegevens met betrekking tot de zorgverlening volledig te verzamelen. (1.1.A.3.) (niveau 2)
  • zijn/haar handhygiëne op correcte wijze uit te voeren. (2.3.A.3.) (niveau 2)
  • een correcte eigen hygiëne als verpleegkundige te tonen. (2.3.A.3.) (niveau 2)
  • bij de uitvoering van de zorg een correcte rughygiëne te hanteren, waarbij het comfort en de veiligheid van de patiënt centraal staat en met gebruik van maximale medewerking van de patiënt en hulpmiddelen. (2.3.A.3.) (niveau 2)
  • de privacy van de patiënt te respecteren. (2.2.B.3.) (niveau 2)
  • op systematische wijze het benodigde materiaal volledig te verzamelen voor de technische zorgverlening in het vaardigheidslabo. (1.3.A.2.) (niveau 3)
  • bij de zorguitvoering rekening te houden met de mogelijkheden en moeilijkheden van de zorgvrager met betrekking tot de zorgsituatie. (2.1.A.2.) (niveau 2)
  • tijdens de zorguitvoering bij onvoorziene zaken indien nodig van zijn/haar oorspronkelijke planning af te wijken en nadien te argumenteren waarom er werd afgeweken of niet. (2.1.A.2.) (niveau 2)
  • de zorgverlening op een objectieve wijze mondeling en schriftelijk te rapporteren. (1.4.A.3.) (niveau 2)
  • de principes van feedback en reflectie in casuïstiek en vaardighedenonderwijs toe te passen. (3.4.A.3.) (niveau 2)
  • een omgevingcheck uit te voeren en een juiste materiaalafvoer te verzekeren. (2.3.A.3.) (niveau 2)
  • adequate patiëntvoorlichting te geven: inhoudelijk juist en duidelijk. (2.4.A.2.) (niveau 2)
  • de technische zorgverlening uit te voeren binnen de hiervoor toegestane tijd. (2.3.A.3.) (niveau 2)
  • de gebruikte materialen te omschrijven volgens voor- en nadelen en hun invloed op de zorgvrager en zijn omgeving. (2.3.B.3.) (niveau 2)
  • te duiden wat, waar en aan wie gedelegeerd kan/mag worden. (3.2.A.2.) (niveau 2)

Leerinhoud

In dit Olod komen volgende onderwerpen aan de orde:

  • Verwijderen/inkorten van lamel, tubulaire drain.
  • Verwijderen/inbrengen van een wiek/penrose.
  • Plaatsen van een perfusie.
  • Toediening van medicatie IV.
  • Vervanging van infuusleidingen.
  • Plaatsen van een transfusie.
  • Plaatsen van een blaassonde.
  • Blaasspoeling.
  • Vervanging van supra-pubische sonde.
  • Plaatsen van een microsonde of maagsonde.
  • Kinderverpleegkundige vaardigheden bij het zieke kind.
  • Operatiekamer: positionering van de patiënt, taken van de omloopverpleegkundige.
  • Manutentie: verplaatsings- en evacuatietechnieken
  • Verpleegkundige zorg aan de centraal veneuze katheter.
  • Tracheazorg.

Studiematerialen (tekst): Verplicht

Cursus 
Basisboek operatieve zorg en technieken - de Weert Rolf, 2012. ISBN: 978-90-352-3512-0

Studiematerialen (tekst): Aanbevolen

Urologische zorgen - Peetermans W. / Bosmans J. 2008 - ISBN 978-90-465-1786-4
Rekenen in de gezondheidszorg. J.H.Vermaat - 2010 4de ed. ISBN 978-90-5740-079-7

Onderwijsorganisatie

Werkvormen
Hoor- en/of werkcolleges30,00 uren
Practicum en/of oefeningen39,00 uren
Werktijd buiten de contacturen156,00 uren

Toetsing (lijst)

Evaluatie(s) voor de eerste examenkans
MomentVorm%Opmerking
AcademiejaarVaardigheidstoets simulatie permanent (Permanente evaluatie)100,00
Evaluatie(s) voor de tweede examenkans
MomentVorm%Opmerking
Tweede examenperiodeVaardigheidstoets simulatie100,00

Toetsing (tekst)

De evaluatie van dit opleidingsonderdeel gebeurt aan de hand van 2 onderdelen: enerzijds een theoretische labeling (permanente evaluatie) en anderzijds een eindexamen.

De theoretische labeling vindt plaats in beide semesters. De theoretische labels die de student kan verwerven in het opleidingsonderdeel Professionele vaardigheden 2 zijn: wondzorg, urologische verpleegkundige zorg, intraveneuze verpleegkundige zorg, gastro-enterologische verpleegkundige zorg en kinderverpleegkundige vaardigheden.

Elk label vertegenwoordigt 18 % (16 % vaardigheidstoets + 2 % casustoets) van het resultaat op het opleidingsonderdeel.
Voor elk label heeft de student 20 minuten ter beschikking.
De student dient geslaagd te zijn d.w.z. deze labels, met uitzondering van kinderverpleegkundige vaardigheden, te behalen om deze technische vaardigheden uit te voeren op stage. Indien na maximaal 1 herkansing per label de student nog niet slaagt kan hij/zij alsnog op stage ZONDER toelating deze vaardigheden op stage uit te voeren. Indien de student dient te herkansen heeft dit enkel tot doel het mogen uitvoeren van deze technische vaardigheden op stage. De oorspronkelijke score blijft behouden. Het aantal herkansingen blijft beperkt tot 2 beurten voor de 5 labels. De herkansingen worden afgenomen op de dag van de inhaalexamens van de examenperiode.
De student wordt geacht tijdig aanwezig te zijn op het geplande tijdstip. Indien de student wegens overmacht niet aanwezig kan zijn dient hij/zij deze dag, voorafgaand aan het geplande tijdstip, de school (telefonisch) en de docent (via e-mail) hiervan te verwittigen. De student zet binnen de 3 kalenderdagen een bewijs van overmacht in iBamaflex.
De student dient steeds zijn/haar vaardighedenlijst met zich mee te brengen naar de labelingafspraak. 
Een label waarvoor geen poging werd ondernomen wordt met een “0” gequoteerd.

Wanneer de student (na de voorziene herkansingen) de vijf basislabels (Wondzorg, urologische verpleegkundige zorg, gastro-enterologische verpleegkundige zorg, intraveneuze verpleegkundige zorg en kinderverpleegkundige vaardigheden) niet heeft behaald wordt het eindcijfer voor het opleidingsonderdeel gereduceerd tot 50 % van de behaalde score en kan hij/zij dus niet slagen voor het opleidingsonderdeel.

Het eindexamen verloopt onder de vorm van een geïntegreerde oefening d.w.z. simulatie waarbij verschillende vaardigheden geïntegreerd worden. De simulatie bestaat uit een selectie van aangeleerde vaardigheden die tijdens semester 1 & 2 aan bod zijn gekomen. Hiervoor wordt 2 u. voorzien, remediëring inbegrepen. De samenstelling van de groepen en de rol die de student in deze oefening zal uitvoeren worden door de docenten bepaald. Deze oefening vertegenwoordigt 10 % (10 % casustoets) van het resultaat op het opleidingsonderdeel.

Het examen in de tweede examenperiode bestaat uit drie willekeurige technische vaardigheden.

Voor de activerende colleges en oefensessies van manutentie wordt van de student verwacht dat hij/zij sportieve kledij draagt. Deze bestaat zeker uit een lange broek en platte schoenen. Geen juwelen.

De student brengt voor elke les zijn/haar cursus mee.

Voor de oefensessies wordt van de student verwacht dat hij/zij zich degelijk voorbereidt door middel van de ter beschikbare materialen in de digitale leeromgeving door te nemen.