Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.

Eindcompetenties van een academische bacheloropleiding. De Nederlandse taal voldoende beheersen.

De eindcompetenties liggen in het verlengde van de basiscompetenties zoals die door de Vlaamse regering zijn geformuleerd. Vooral de volgende basiscompetenties en attitudes zullen ontwikkeld worden:
- De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen.
o De student kan de beginsituatie van de leerlingen en de leergroep achterhalen.
o De student kan doelstellingen kiezen en formuleren.
o De student kan leerinhouden en ervaringen selecteren.
o De student kan de leerinhouden structureren en vertalen in leeractiviteiten.
o De student kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen.
o De student kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen.
o De student kan een krachtige leeromgeving realiseren, met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep.
o De student kan observatie en evaluatie voorbereiden, individueel en in team.
o De student kan proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie.
o De student kan in overleg met collega’s deelnemen aan zorgverbredingsinitiatieven en die laten aansluiten bij de totaalbenadering van de school.
o De student kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met het taalbeheersingsniveau van de leerlingen.
o De student kan omgaan met de diversiteit van de leergroep.
o De student kan leer- en ontwikkelingsprocessen opzetten vanuit een vakoverschrijdende invalshoek.
- De leraar als opvoeder.
o De student kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in klasverband en op school.
o De student kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen.
o De student kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden.
o De student kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context.
o De student kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties of met gedragsmoeilijkheden.
o De student kan het fysieke en geestelijke welzijn van de leerlingen bevorderen.
- De leraar als inhoudelijk expert.
o De student beheerst de domeinspecifieke kennis en vaardigheden, en kan die verbreden en verdiepen.
o De student kan de verworven domeinspecifieke kennis en vaardigheden aanwenden.
o De student kan flexibel gebruik maken van domeinspecifieke kennis en vaardigheden in de pedagogisch-didactische aanpak.
o De student kan het eigen vormingsaanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen.
- De leraar als organisator.
o De student kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen.
o De student kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, passend in een tijdsplanning vanuit het oogpunt van de leerkracht en de leerlingen.
o De student kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren.
o De student kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen.
- De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker.
o De student kan vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen.
o De student kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen onderwijspraktijk.
o De student kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen.
- De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap.
o De student kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema’s.
o De student kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving.
- De student beschikt over de volgende attitudes: beslissingsvermogen, relationele gerichtheid, kritische ingesteldheid, leergierigheid, organisatievermogen, zin voor samenwerking, verantwoordelijkheidszin en flexibiliteit.

- De student beschikt over de theoretische basis om de stagelessen en het stageportfolio van de middelbare en de hogere graad tot een goed einde te brengen.
- De student kan een lesvoorbereiding voor de middelbare en hogere graad opstellen, waarbij hij zich voorbereidt op de doelgroep, de opdracht en het onderwijzen ervan.
- De student kan een jaarplan voor de lagere, middelbare of hogere graad opstellen dat afgestemd is op het aansluitende leerplan en direct kan worden toegepast in het werkveld.
- De student kan overleggen en samenwerken met zijn medestudenten.
- De student geeft steeds constructieve feedback, waarbij hij steeds begint met positieve feedback.
- De student kan reflecteren over de eigen onderwijspraktijk en toont hierbij leergierigheid en een kritische ingesteldheid.
- De student ontwikkelt een visie op onderwijs.

Tijdens Praktijkoefeningen wordt er tijd en ruimte gemaakt voor vragen, onderzoeken, experimenten, bedenkingen, enz. m.b.t. het beeldend kunstonderwijs en het lesgeven, waartoe de studenten vanuit hun praktijkervaring zelf behoefte hebben. Dit vak geeft praktische en theoretische ondersteuning om de stage MG en HG in goede banen te leiden.

Aanvullende informatie op het digitaal leerplatform.