Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Gezondheid en Welzijn
campus Spoor Noord Noorderplaats
Noorderplaats 2 - 2000 Antwerpen
gw@ap.be
Klinisch Onderwijs 3.2: managementstage26702/1623/1819/1/85
Studiegids

Klinisch Onderwijs 3.2: managementstage

26702/1623/1819/1/85
Academiejaar 2018-19
Komt voor in:
  • Bachelor in de verpleegkunde (4j ), trajectschijf 3
  • Bachelor in de verpleegkunde (in afbouw)
In andere opleidingen:
  • Bachelor in de verpleegkunde (flex) als Klinisch Onderwijs 3.2: managementstage
Dit is een enkelvoudig opleidingsonderdeel.
Studieomvang: 12 studiepunten
Men kan dit opleidingsonderdeel niet volgen binnen een
  • examencontract (met het oog op het behalen van een creditbewijs).
  • examencontract (met het oog op het behalen van een diploma).
Co-titularis(sen): Bolders Ann, Bonnez Yannic, Cardinas Robby, Dehaes Shana, Janssens Inge, Lambrechts Wim, Matthyssen Benedicte, Present Evy, Soogen Peter, Spinnoy Karine, Van Assche Tom, Vanceulebroeck Valérie, Van den Broeck Nadine, Van Den Heuvel Anneleen, Vanden Panhuyzen Rina, Van der Linden Eva, Vandewalle Heidi, Van Gerwen Ellen, Van Hoof An, Vansteenbeeck Eva, Van Tiggel Marie-Rose, Verwimp Tom, Wachters Patricia, Wildiers Anja, Wyckaert Marleen
Co-titularis(sen) zijn nog niet (allemaal) gekend.
Onderwijstalen: Nederlands
Kalender: Semester 1 of Semester 2 of Academiejaar
Dit opleidingsonderdeel wordt gequoteerd op 20 (tot op een geheel getal).
Mogelijke grensdata voor leerkrediet: 15.10.2018 (Volledig academiejaar) of 15.10.2018 (1ste semester) of 11.03.2019 (2de semester)
Tweede examenkans: niet mogelijk.
Delibereerbaarheid: Voor dit opleidingsonderdeel moet je slagen (wordt nooit gedelibereerd).
Totale studietijd: 311,00 uren

Volgtijdelijkheid

Begincompetenties (tekst)

Voorafgaand aan dit OLOD dient de student volgende OLOD’s afgerond te hebben: Theoretische achtergrond van het beroep 2.1: Geneeskundige pathologie, Klinisch Onderwijs 2.1, 2.2 en 3.2 (domeinstage 2, 3 en 4), Reflectieve Beroepsontwikkeling 2 en Professionele vaardigheden 2.

OLR-Leerdoelen (lijst)

1. Opbouwen - 1. Verzamelen van relevante informatie (eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving en eigenschappen van de zorgvrager)
De student kan de doelstellingen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden (SMART) afstemmen op de noden, op de reeds verworven vooruitgang van de patiënt/cliënt. (1.1.A.3) (niveau 3)
1. Opbouwen - 2. Formuleren van de verpleeg(kundige) diagnose
De student kan objectieve, subjectieve, nauwkeurige en relevante gegevens verzamelen via verpleegkunde en systemische gezondheidsevaluaties. (1.2.A.1) (niveau 3)
1. Opbouwen - 3. Omgaan met relevante informatie (eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving, verpleegkundige diagnostiek en eigenschappen van de zorgvrager) voor de opbouw van een zorgsituatie.
De student kan gebruik maken van een kritisch denkvermogen en kan klinisch redeneren bij het planningsproces van de zorgverlening, op basis van zijn kennis van verpleegkundige wetenschappen en van andere disciplines. (1.3.A.1) (niveau 3)
1. Opbouwen - 4. Rekening houden met de filosofische en ideologische overtuiging en culturele aspecten (met inbegrip van gewoonten, gebruiken en rituelen) van de zorgvrager en zijn omgeving tijdens de voorbereiding van de zorgsituatie.
De student kan culturele aspecten integreren in eenvoudige zorgsituaties. (1.4.A.2) (niveau 3)
De student kan culturele aspecten integreren in eenvoudige zorgsituaties.
De student kan handelen in functie van de filosofische en ideologische overtuiging van de zorgvrager. (1.4.B.3) (niveau 3)
De student kan rekening houden met de inbreng/mening van de betrokken partijen bij het bieden van oplossingen voor probleemsituaties in een zorgplan. (1.4.B.3) (niveau 3)
De student kan handelen in functie van de filosofische en ideologische overtuiging van de zorgvrager
De student kan rekening houden met inbreng/mening van de betrokken partijen bij het bieden van oplossingen voor probleemsituaties in een zorgplan.
1. Opbouwen - 5. Opstellen van een systematisch zorgplan.
De student kan alle actoren betrekken bij het verzamelen van gegevens, identificeert (mogelijke) belemmeringen en neemt ze mee bij het stellen van de verpleegdiagnose. (1.5.A.2) (niveau 3)
De student kan een systematisch zorgplan implementeren voor de zorgvrager en zijn omgeving
De student kan een zorgplan opstellen rekening houdend met het ziekte-inzicht van de zorgvrager
De student kan een systematisch zorgplan implementeren voor de zorgvrager en zijn omgeving. (1.5.A.2) (niveau 3)
De student kan rekening houden met inbreng/mening van de betrokken partijen bij het bieden van oplossingen voor probleemsituaties in een zorgplan. (1.5.B.3) (niveau 3)
De student kan rekening houden met inbreng/mening van de betrokken partijen bij het bieden van oplossingen voor probleemsituaties in een zorgplan.
1. Opbouwen - 6. Rapporteren van de zorgsituatie intra- en interprofessioneel.
De student kan de zorgsituatie in een interprofessioneel overleg rapporteren. (1.6.B.1) (niveau 3)
De student kan de zorgsituatie in een interprofessioneel overleg rapporteren
1. Opbouwen - 7. Verantwoorden van de zorgsituatie intra- en interprofessioneel.
De student kan de zorgsituatie in een interprofessioneel overleg verantwoorden. (1.7.B.2) (niveau 3)
De student kan de zorgsituatie in een interprofessioneel overleg verantwoorden
2. Realiseren - 1. Handelen in functie van de noden en behoeften van de zorgvrager (cfr. referentiekader) en rekening houden met hun persoonlijke zingeving.
De student kan de specifieke noden van de zorgvrager en zijn omgeving gebruiken om zorg op maat te leveren. (2.1.B.2) (niveau 3)
De student kan de zorgvrager en zijn omgeving betrekken bij de uitwerking van de follow-up van de zorg. (2.1.B.2) (niveau 3)
De student kan de specifieke noden van de zorgvrager en zijn omgeving gebruiken om zorg op maat te leveren
De student kan de zorgvrager en zijn omgeving betrekken bij de uitwerking van de follow-up van de zorg
De student kan handelen in functie van de interactie tussen het ziekteproces en waarden en normen van de zorgvrager. (2.1.B.3) (niveau 3)
De student kan handelen in functie van noden en behoeften van de zorgvrager en zijn omgeving in een gecontroleerde zorgsituatie. (2.1.A.2) (niveau 3)
De student kan handelen in functie van de interactie tussen het ziekteproces en waarden en normen van de zorgvrager
De student kan handelen in functie van noden en behoeften van de zorgvrager en zijn omgeving in een gecontroleerde zorgsituatie
2. Realiseren - 2. Toepassen van beroepsspecifieke handelingen ifv het opgestelde systematische zorgplan
De student kan het verpleegkundig handelen evalueren en optimaliseren in verschillende zorgsituaties. Aan de hand van de evaluatie kan de student zijn verpleegkundig handelen optimaliseren. (2.2.A.2) (niveau 3)
De student kan de verpleegkundige handelingen analyseren en verantwoorden in functie van de wetgeving. (2.2.A.1) (niveau 3)
De student kan de verpleegkundige handelingen planmatig en doelgericht uitvoeren in verschillende zorgsituaties. (2.2.A.1) (niveau 3)
De student kan de verpleegkundige handelingen analyseren en verantwoorden in functie van de wetgeving
De student kan de verpleegkundige handelingen planmatig en doelgericht uitvoeren in verschillende zorgsituaties
De student evalueert en optimaliseert het verpleegkundig handelen in verschillende zorgsituaties. Aan de hand van de evaluatie kan de student zijn verpleegkundig handelen optimaliseren
2. Realiseren - 3. Handelen vanuit relevante informatie ( 8 basisprincipes, eigen ervaring, wetenschappelijke evidentie, wetgeving, verpleegkundige diagnostiek en eigenschappen van de zorgvrager) voor de uitvoering van de zorgsituatie.
De student kan de schadelijke invloed van de gebruikte middelen op de zorgvrager en de omgeving voorkomen. (2.3.A.1) (niveau 3)
De student kan ethisch en juridisch correct handelen in het belang van de zorgvrager. (2.3.A.1) (niveau 3)
De student kan zijn capaciteit van kritisch denken toepassen en hanteert een systematische aanpak voor de oplossing van problemen en het nemen van verpleegkundige beslissingen in een ruime reeks van professionele contexten en bij de uitvoering van zorg. (2.3.A.3) (niveau 3)
De student kan ethisch en juridisch correct handelen bewaken in het belang van de zorgvrager
De student kan schadelijke invloed van de gebruikte middelen op de zorgvrager en de omgeving voorkomen.
3. Coördineren - 1. Waarderen van diverse beroepsspecifieke visies op zorg.
De student kan de beroepspecifieke bevoegdheden toepassen op de samenwerking in een intra-professioneel team
De student kan de beroepspecifieke bevoegdheden toepassen op de samenwerking in een intra-professioneel team. (3.1.B.2) (niveau 3)
De student kan de zorgsituatie in een interprofessioneel overleg rapporteren
De student kan de zorgsituatie in een interprofessioneel overleg rapporteren. (3.1.B.1) (niveau 3)
3. Coördineren - 2. Regisseren van de zorgsituatie
De student kan culturele aspecten integreren in eenvoudige zorgsituaties. (3.2.A.2) (niveau 3)
De student kan culturele aspecten integreren in eenvoudige zorgsituaties.
De student kan de basisbeginselen van de tools die door de overheid worden opgelegd of die ter beschikking worden gesteld hanteren en beheersen. (3.2.A.2) (niveau 3)
De student kan de specifieke noden van de zorgvrager en zijn omgeving gebruiken om zorg op maat te leveren. (3.2.B.2) (niveau 3)
De student kan de zorgsituatie aanpassen in functie van het beschikbare personeel, materiaal en tijd. (3.2.A.2) (niveau 3)
De student kan de specifieke noden van de zorgvrager en zijn omgeving gebruiken om zorg op maat te leveren
De student kan de zorgsituatie door reflectie optimaliseren. (3.2.A.3) (niveau 3)
De student kan de zorgsituatie aanpassen in functie van het beschikbare personeel, materiaal en tijd
De student kan de zorgsituatie op basis van feedback optimaliseren. (3.2.A.3) (niveau 3)
De student kan de zorgsituatie door reflectie optimaliseren
De student kan de zorgsituatie op basis van feedback optimaliseren
De student kan gegevens uit meerdere bronnen organiseren, analyseren, synthetiseren en interpreteren om een verpleegkundige diagnose te kunnen afleiden en een zorgplan op te stellen. (3.2.A.2) (niveau 3)
De student kan methodisch plannen’ toepassen in verschillende zorgsituaties
De student kan methodisch plannen toepassen in verschillende zorgsituaties. (3.2.A.2) (niveau 3)
De student kan verschillende zorgsituaties regisseren.
De student kan verschillende zorgsituaties regisseren. (3.2.A.2) (niveau 3)
3. Coördineren - 3. Waarderen en respecteren van de bevoegdheden van de leden van het intra-en interprofessioneel team.
De student kan de beroepspecifieke bevoegdheden toepassen op de samenwerking in een intra-professioneel team
De student kan de beroepspecifieke visies toepassen op zorg in een intra- en inter-professioneel team
De student kan de beroepspecifieke bevoegdheden toepassen op de samenwerking in een intra-professioneel team. (3.3.B.2) (niveau 3)
De student kan de zorgsituatie in een interprofessioneel overleg rapporteren
De student kan de beroepspecifieke visies toepassen op zorg in een intra- en inter-professioneel team. (3.3.B.2) (niveau 3)
De student kan de zorgsituatie in een interprofessioneel overleg verantwoorden
De student kan de zorgsituatie in een interprofessioneel overleg rapporteren. (3.3.B.1) (niveau 3)
De student kan de zorgsituatie in een interprofessioneel overleg verantwoorden. (3.3.B.2) (niveau 3)
De student kan in samenspraak met de zorgvrager, zijn belangen binnen het intra-professioneel team behartigen
De student kan in samenspraak met de zorgvrager, zijn belangen binnen het intra-professioneel team behartigen. (3.3.B.3) (niveau 3)
De student kan meebouwen aan een cultuur van collegialiteit, respect en professionele relaties. (3.3.A.3) (niveau 3)
3. Coördineren - 4. Begeleiden van teamleden in hun leerproces.
De student kan adequaat feedback geven en ontvangen
De student kan adequaat feedback geven en ontvangen. (3.4.B.2) (niveau 3)
De student kan de stijl van het leerproces van anderen analyseren (3.4.A.3) (niveau 3)
De student kan de stijl van het leerproces van anderen analyseren
De student kan de stijl van het leerproces van de tutee en zijn eigen leerstijl analyseren, vervolgens reflecteren over zijn wijze van tutoring, om indien nodig, de tutoring aan te passen. (3.4.A.3) (niveau 3)
De student kan op een correcte wijze het geven van feedback toepassen. (3.4.A.3) (niveau 3)
De student kan toezien op de verpleegkundige zorgen die door anderen worden verstrekt en blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorgverlening aan de zorgontvangers. (3.4.A.3) (niveau 3)

Leerinhoud

Binnen dit OLOD zal de student een managementstage/werkplekleren voltooien.

Studiematerialen (tekst): Verplicht

Stagereglement van de opleiding
Digitale leeromgeving
Syllabi met betrekking tot overige OLOD’s in hetzelfde modeltraject
Zakboek Verpleegkundige Diagnosen. Carpenito, L. J, 2017. Groningen: Wolters-Noordhoff. ISBN-nr: 978-90-018-8675-2

Onderwijsorganisatie

Werkvormen
Hoor- en/of werkcolleges1,00 uren
Werkplekleren en/of stage300,00 uren
Werktijd buiten de contacturen10,00 uren

Toetsing (lijst)

Evaluatie(s) voor de eerste examenkans
MomentVorm%Opmerking
AcademiejaarStage92,00Stage
AcademiejaarStage8,00Stageadministratie of stageboek

Toetsing (tekst)

Permanente evaluatie zonder examen. Om te slagen dient de student 10/20 te behalen voor het opleidingsonderdeel stage. Voor verdere richtlijnen aangaande evaluatie, zie "generiek stagereglement". Geen tweede examenperiode mogelijk, tenzij beschreven in het "generiek stagereglement".

De procedure “Medische opvolging bij practicum en stage” zoals raadpleegbaar op de digitale leeromgeving moet worden nageleefd. De student neemt kennis van de procedure “Medische opvolging bij practicum en stage” zoals raadpleegbaar op het digitaal leerplatform en verbindt zich er toe deze procedure na te leven. Indien de student zijn eerste afspraak met betrekking tot het arbeidsgeneeskundig onderzoek niet nakomt, zal dit gesanctioneerd worden met een vermindering van één punt op de totaalscore van het desbetreffende opleidingsonderdeel (klinisch onderwijs 1, 2.1, 2.2, 2.3, 3.1, 3.2, 3.3, 4.1).

Kennis van het generiek stagereglement: voor de aanvang van de eerste officieel geplande stageweek dient elke stagiair het stagereglement door te nemen (beschikbaar op de digitale leeromgeving) en de inhoud te kennen. Het stagereglement is een praktische handleiding bij het stagegebeuren en een document om de stagiair bewust te maken van hun verantwoordelijkheid voor het eigen (stage)leerproces.

Raadplegen van de digitale leeromgeving: op de digitale leeromgeving is informatie te vinden over de stageplaatsen. Er wordt van de stagiair verwacht dat de beschikbare informatie van de toegekende stageplaats gekend is nog voor aanvang van de stageperiode. Al de formulieren die nodig zijn voor het maken van het stageboek en stage-opdrachten zijn daar terug te vinden.

De stagiair stuurt (via AP e-mail voor 17u) zijn stagedoelstellingen én FGB én vaccinatiekaart ten laatste maandag voor aanvang van de stageperiode naar de betrokken stagebegeleider. Het niet tijdig contact opnemen resulteert in een score van 0/8 voor het luik administratie van de betreffende stage. Mails betreffende het maken van een afspraak dienen te worden verstuurd op werkdagen voor 17u.

Aangezien in het opleidingsonderdeel stage voor de opleiding essentiële eindcompetenties worden getoetst, is het noodzakelijk dat de student alle stage-uren effectief presteert. Om de eindcompetenties te kunnen beoordelen moet het stagedossier voor de door de opleiding voorziene deadline worden ingediend en beoordeeld. Het niet volledig presteren van de stage-uren of het niet tijdig indienen van een stagedossier kunnen leiden tot een score van 0/20 op het totale opleidingsonderdeel.

Het stagedossier (stageboek + stage-opdracht) wordt geüpload via de digitale leeromgeving de eerste arbeidsdag na het beëindigen van de stageperiode voor middernacht. Enkel omwille van een geldige reden kan hiervan, in samenspraak met de betrokken stagebegeleider en de stagecoördinator, afgeweken worden. Dit wordt schriftelijk gemotiveerd door de stagiair en schriftelijk bevestigd door de betrokken stagebegeleider.

Indien het volledige stagedossier (stageboek + stage-opdracht) de eerste arbeidsdag (na het beëindigen van de stageperiode) niet wordt ingediend, is het stagedossier laattijdig ingediend. Het laattijdig indienen (d.w.z. na de eerste werkdag na het beëindigen van de stageperiode, maar binnen de 5 werkdagen na het beëindigen van de stageperiode) van het stagedossier resulteert in een score van 0/8 voor het luik administratie van de betreffende stage en een halvering van de behaalde punten op de stageopdracht.

Het stagedossier wordt als twee aparte documenten (stageboek én stage-opdracht) geüpload via de digitale leeromgeving. Het stageboek moet onder de vorm van een .pdf bestand geüpload worden binnen de daartoe bestemde ruimte op de digitale leeromgeving. De stage-opdracht moet onder de vorm van een .doc bestand geüpload worden binnen de daartoe bestemde ruimte op de digitale leeromgeving. Het per AP-mail doorsturen van het stagedossier naar de stagebegeleider OF slechts een gedeelte van het stagedossier uploaden op de digitale leeromgeving zorgt ervoor dat het stagedossier ook als laattijdig behandeld wordt.

Na 5 werkdagen (na het beëindigen van de stageperiode) wordt het stagedossier (stageboek + stage-opdracht) als niet ingediend beschouwd. Door het niet indienen van het stagedossier binnen de 5 werkdagen (na het beëindigen van de stageperiode) wordt deze stageperiode als onvolledig uitgevoerd beschouwd. Het stagedossier bevat namelijk alle noodzakelijke informatie om de competenties op stage te kunnen beoordelen. Het geeft aanleiding tot een 0 voor die betrokken stageperiode (0 op stage, op stageboek én voor de stage-opdracht). Enkel omwille van een geldige reden kan hiervan, in samenspraak met de betrokken stagebegeleider, afgeweken worden. Dit wordt schriftelijk gemotiveerd door de stagiair en schriftelijk bevestigd door de betrokken stagebegeleider.

Het is de verantwoordelijkheid van de stagiair om een afspraak te maken om zijn voortgangsverslag en feedback op het stagedossier af te halen. Deze afspraak dient gemaakt te worden, ten laatste 10 werkdagen na het beëindigen van de stageperiode. Geen aanstalten maken tot het maken van een afspraak (via AP-mail) voor het afhalen van het voortgangsverslag en de feedback op het stagedossier na de vastgestelde 10 werkdagen resulteert in een score van 0/8 op het luik stageadministratie van de betreffende stage. De aanwezigheid van het voortgangsverslag in het stageboek is een voorwaarde om de volgende stage te kunnen aanvatten.

Elke ongewettigde afwezigheid op stage kan leiden tot een score van 0/20 op het totale opleidingsonderdeel, conform de regels die hieromtrent zijn vastgelegd in de ECTS-fiche van het betreffende opleidingsonderdeel.

Voor het beroep van verpleegkundige (ook voor studenten!) geldt het beroepsgeheim zoals beschreven in de cursus van het opleidingsonderdeel Theoretische Achtergrond van het Beroep 1.2 & Beleidswetenschappen 1. Het beroepsgeheim geldt gedurende alle stages en blijft altijd gelden, ook wanneer de vertrouwensrelatie beëindigd is of als de stage afgelopen is.

Wanneer de stagiair een techniek uitvoert op stage die hij/zij nog niet geleerd heeft OF waarvoor hij/zij nog geen label behaald heeft of niet geslaagd is, kan de stagiair maximaal 9 op 20 behalen voor deze stageperiode én scoort de stagiair een ‘0’ op volgende competenties:
• Zelfreflectie
• Kwaliteit van het werk
• Veiligheid
• Zelfvertrouwen
• Opnemen verantwoordelijkheid

Een uitzondering hierop is de techniek van babybadje.