Specifieke basiscompetenties voor de leerkracht niet-confessionele zedenleer
Functioneel geheel 1: De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
1. De leerkracht kan de gepaste didactische methodes toepassen om de procesdoelen van het leerplan NCZ te implementeren.
2. De leerkracht kan leerlijnen ontwikkelen die drogredeneringen, vooroordelen en dogma’s ontmaskeren.
3. De leerkracht kan op een pedagogisch verantwoorde manier de leerlingen stimuleren tot mondigheid, zelfstandigheid en vrij onderzoek.
4. De leerkracht kan de leerlingen begeleiden in het begrijpen en zingeven van hun eigen bestaan vanuit een vrijzinnig humanistisch perspectief.
Functioneel geheel 2: De leraar als opvoeder
1. De leerkracht kan de mondigheid, zelfstandigheid en vrijheid van gedachten koppelen aan de rechten van de mens en het kind.
2. De leerkracht kan het eigen denken en handelen én dat van de leerlingen plaatsen in de context van een vrijzinnige levensbeschouwing.
Functioneel geheel 3: De leraar als inhoudelijke expert
1. De leerkracht kan zelfstandig en kritisch informatie opzoeken en verwerken in de context van een vrijzinnig humanistische levensbeschouwing.
2. De leerkracht kan de oorsprong en de invulling van de meest voorkomende levensbeschouwingen, en van de vrijzinnig humanistische in het bijzonder, weergeven.
3. De leerkracht kan de basis van het darwinisme en de evolutietheorie uitleggen.
Functioneel geheel 4: De leraar als organisator
1. De leerkracht kan op een adequate manier zijn klas inrichten en organiseren in functie van het vak NCZ.
Functioneel geheel 5: De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker
1. De leraar kan vernieuwende inzichten, van belang voor de niet-confessionele zedenleer, in zijn onderwijspraktijk integreren.
Functioneel geheel 6: De leraar als partner van de ouders of verzorgers
1. De leerkracht kan over de betekenis en de zinvolheid van het vak NCZ adequaat communiceren met de ouders en verzorgers.
Functioneel geheel 7: De leraar als lid van een schoolteam
1. De leerkracht kent de specifieke rechtspositie van de leerkracht levensbeschouwelijke vakken en kan deze, desgevallend in overleg met de inspectie, laten gelden in de schoolpraktijk.
2. De leerkracht kan communiceren en samenwerken met collega’s van andere levensbeschouwingen met respect voor de eigen levensbeschouwing (BC7,E)
Functioneel geheel 8: De leraar als partner van externen
1. De leerkracht kan de leerlingen informeren over de initiatieven van de vrijzinnig humanistische gemeenschap en stimuleren om deel te nemen aan de feesten van de vrijzinnige jeugd.
2. De leerkracht kan contacten leggen, communiceren en samenwerken met vrijzinnig humanistische organisaties.
Functioneel geheel 9: De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap
1. De leerkracht kan de betekenis en de zinvolheid van het vak NCZ maatschappelijk situeren.
Functioneel geheel 10: De leraar als cultuurparticipant
1. De leerkracht kan een selectie van cultuurmanifestaties met een vrijzinnig humanistische inslag maken en deze op een pedagogische manier integreren in de onderwijsactiviteiten