1. De student heeft besef en zicht op eigen ‘grondvormen’ en kan deze hanteren in een professionele relatie.
a. De student kan betekenis geven aan het eigen genogram.
b. De student heeft zicht op het eigen functioneren met betrekking tot grenzen en conflicten.
2. De student heeft inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van het eigen beroepsspecifieke functioneren.
3. De student beschikt over reflectieve vaardigheden.

De hulpverlener/gezinsbegeleider als mens is het belangrijkste middel in contact met de cliënt en/of het cliëntsysteem. In wat we als ‘leertherapie’ omschrijven moedigen we je aan jezelf te verkennen. Door het op gang brengen van dit proces van bewustwording vergroot je het inzicht in jezelf om op die manier beter te functioneren in je persoonlijk leven en binnen je werk.
Als gezinsbegeleider wordt je geconfronteerd met thema’s die in je eigen leven eveneens een rol spelen. Leertherapie kan helpend om een onderscheid te leren maken tussen de eigen thema’s en die van de cliënt.

Volgende inhouden komen aan bod:

• Logische niveau's van Dilts
• Kernkwaliteiten van Hofmann
• Transactionele analyse van Bern
• De drama-driehoek
• Werken rond het eigen referentiekader ( gezin van herkomst en plaats in de kinderrij)
• Visualisatie van gezin van herkomst
• Oefenen rond verbinding, vertrouwen en samenwerking