Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Management en Communicatie
campus Meistraat
Meistraat 5 - 2000 Antwerpen
T +32 3 220 55 20 - F +32 3 220 55 59
mc@ap.be
Vennootschapsrecht/129667/1601/1819/1/72
Studiegids

Vennootschapsrecht/1

29667/1601/1819/1/72
Academiejaar 2018-19
Komt voor in:
  • Bachelor in het bedrijfsmanagement (rechtspraktijk), trajectschijf 2
    Afstudeerrichting:
    • Rechtspraktijk
Dit is een enkelvoudig opleidingsonderdeel.
Studieomvang: 3 studiepunten
Titularis: Tijs Wenzel
Onderwijstalen: Nederlands
Kalender: Module 1
Dit opleidingsonderdeel wordt gequoteerd op 20 (tot op een geheel getal).
Mogelijke grensdata voor leerkrediet: 01.10.2018 (1ste module)
Tweede examenkans: wel mogelijk.
Tolereerbaarheid: Dit opleidingsonderdeel komt in aanmerking voor tolerantie onder de voorwaarden van de opleiding waarvoor je bent ingeschreven.
Totale studietijd: 78,00 uren

Volgtijdelijkheid

(eerder ingeschreven voor Juridische bronnen/1) EN eerder ingeschreven voor Verbintenissen/1.

Korte omschrijving

De student wordt ingewijd in het Belgische vennootschapsrecht en leert het Wetboek van Vennootschappen correct te hanteren. Hij/zij krijgt onder meer inzicht in de verschillende classificaties van de vennootschappen, in de wijze waarop de diverse vennootschapstypes worden opgericht, in de wijze waarop hun organen zijn samengesteld en functioneren, in de wijze waarop zij geherstructureerd of omgezet kunnen worden en in de wijze waarop zij ontbonden en vereffend worden. De student leert ook de Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen correct te hanteren. Hij/zij krijgt inzicht in hoe vennootschappen en verenigingen zich van elkaar onderscheiden. In de lessenreeks wordt ook uitgebreid aandacht besteed aan de wijzigingen in het vennootschaps- en verenigingsrecht die aangekondigd zijn en in volle parlementaire voorbereiding zijn.

Begincompetenties (tekst)

Beschikken over een grondige kennis van het verbintenissenrecht.

OLR-Leerdoelen (lijst)

ondersteunt juridisch inhoudelijk een professioneel jurist bij de realisatie van diens doelstellingen.
De student past het vennootschapsrecht toe op complexe praktijksituaties. Hij/zij moet analyseert een concreet vennootschapsrechtelijk probleem en formuleert oplossingen.
De student ontleedt in complexe praktijksituaties de (diverse, mogelijke) vennootschapsrechtelijke problemen. Hij/zij formuleert sluitende oplossingen om deze problemen te vermijden of aan deze problemen te remediëren.
verleent eerstelijns juridisch advies aan en behartigt de juridische belangen van cliënten en opdrachtgevers volgens de geldende deontologische code.
De student legt de doelen, voorwaarden en concrete uitwerking van complexe vennootschapsrechtelijke operaties uit (kapitaalverhoging / kapitaalvermindering, omvorming, fusie / splitsing, ontbinding en vereffening, ...).
De student legt de rechten en plichten van de diverse vennootschapsrechtelijke actoren (aandeelhouder/vennoot, houder van winstbewijzen/obligaties/warrants, bestuurder/zaakvoerder, vaste vertegenwoordiger, commissaris, organen) uit.
De student duidt de verschillen kunnen tussen diverse vennootschapsvormen aan. Hij/zij duidt aan welke de voor- en nadelen zijn van een bepaalde vennootschapsvorm.
De student duidt aan welke procedures in het vennootschapsrecht zijn uitgewerkt om de vennootschapsrechtelijke actoren en derden te beschermen. Hij/zij beschrijft ratio legis, de voorwaarden en de uitwerking van die procedures.
De student berekent of de voorwaarden voor de toepassing van bepaalde vennootschapsrechtelijke procedures/beschermingsmechanismen behaald zijn (overdracht van aandelen, wettelijke reserve, alarmbelprocedure, uitkeerbare winsten, ...).
De student beschrijft hoe de diverse vennootschapsvormen worden opgericht. Hij/zij beschrijft welke voorwaarden en formaliteiten vervuld moeten zijn voor de oprichting van een bepaalde vennootschapsvorm.
De student beschrijft hoe de organen van een bepaalde vennootschapsvorm samengesteld zijn, welke hun bevoegdheden zijn en hoe zij functioneren (samengeroepen worden, beraadslagen en beslissingen nemen).
De student werkt een juridisch onderbouwd advies uit waarin een vennootschapsrechtelijk probleem ontleed wordt en aangegeven wordt hoe dit probleem vermeden of opgelost kan worden.

Leerinhoud

01. Algemene inleiding tot het vennootschapsrecht en het verenigingsrecht (bronnen, definitie, vennootschapsrechtelijke technieken, gradaties in de juridische zelfstandigheid, personen- en kapitaalvennootschappen, doel, vorm, oogmerk) en uitgebreide toelichting bij de wijzigingen in het vennootschaps- en verenigingsrecht die aangekondigd zijn / in volle parlementaire voorbereiding zijn

02. Vennootschap (begrip, categorieën, banden)

03. Betrokkenen (aandeelhouders, bestuursorgaan, toezicht)

04. Effecten (aandelen, winstbewijzen, obligaties, warrants, certificaten)

05. Oprichting (formaliteiten, handelingen voor oprichting, kapitaal, soorten inbreng, oprichtersaansprakelijkheid, nietigheid)

06. Bestuursorganen (rol, bevoegdheden, benoeming, tegenstrijdig belang, aansprakelijkheid)

07. Rapportering (jaarrekening, resultaatverwerking, jaarverslag).

08. Commissaris (opdracht, benoeming, aansprakelijkheid)

09. Algemene vergadering van aandeelhouders (rol, bevoegdheden, samenstelling)

10. Algemene vergadering van obligatiehouders

11. Herstructureringen (fusie, splitsing, inbreng van een algemeenheid, inbreng van een bedrijfstak)

12. Omzetting van een vennootschap

13. Ontbinding en vereffening van een vennootschap

14. Geschillenregeling (deskundigenonderzoek, uitsluiting, uittreding, vennootschapsvordering, minderheidsvordering)

15. Minder courante vennootschapsvormen (V.O.F., Comm.V., CVOA, Comm.VA, ESV en EESV, SE, SCE en LV)

16. Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (maatschap, tijdelijke handelsvennootschap, stille handelsvennootschap)

17. Verenigingen (vzw, ivzw, stichting)

Studiematerialen (lijst)

Vennootschaps-en verenigingsrecht toegepastVerplicht
  • Auteur: J. Vincke, R. Smits

Studiematerialen (tekst): Verplicht

Wetboeken: Wetboek van Vennootschappen aangevuld met Burgerlijk Wetboek en Wetboek van Economisch Recht (zoals opgenomen in een klassieke studentencodex - niet-geannoteerd)

Handboek: J. VINCKE en R. SMITS, Vennootschapsrecht toegepast. Vierde editie, Antwerpen, Intersentia, 2016, 257 p., inclusief bijhorende oefeningen (dan wel de meest recente versie van dit handboek en de bijhorende oefeningen die beschikbaar zijn op het ogenblik van de hoorcolleges)

Lesnotities

Slides, die gebeurlijk, op basis van een discretionaire beslissing van de docent, ter beschikking gesteld worden

Andere documentatie, in het bijzonder met betrekking tot de wijzigingen van het vennootschaps- en verenigingsrecht die aangekondigd en in volle parlementaire voorbereiding zijn (o.a. hervormingsnota's, wetsontwerpen en andere parlementaire stukken, commentaren uit de jurisprudentie, ...)

Ook wat gezegd wordt in de les, eventueel buiten het kader van het handboek, is te kennen leerstof.



Onderwijsorganisatie

Examentijd
Voorziene tijd voor toetsing2,00 uren
Werkvormen
Hoor- en/of werkcolleges24,00 uren
Werktijd buiten de contacturen52,00 uren

Toetsing (lijst)

Evaluatie(s) voor de eerste examenkans
MomentVorm%Opmerking
AcademiejaarKennistoets30,00Theoretische vragen - zie de uitgeschreven beschrijving van het schriftelijk examen elders in deze ECTS-fiche.
AcademiejaarVaardigheidstoets hands off70,00Toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus - zie de uitgeschreven beschrijving van het schriftelijk examen elders in deze ECTS-fiche.
Evaluatie(s) voor de tweede examenkans
MomentVorm%Opmerking
Tweede examenperiodeKennistoets30,00Theoretische vragen - zie de uitgeschreven beschrijving van het schriftelijk examen elders in deze ECTS-fiche.
Tweede examenperiodeVaardigheidstoets hands off70,00Toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus - zie de uitgeschreven beschrijving van het schriftelijk examen elders in deze ECTS-fiche.

Toetsing (tekst)

Het examen is schriftelijk en met gesloten boeken. Enkel niet-geannoteerde wetteksten mogen worden gebruikt. Er mag geen rekenmachine gebruikt worden.
Het examen bestaat uit enerzijds theoretische vragen en anderzijds toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus.
Theoretische vragen kunnen worden gesteld onder de vorm van meerkeuzevragen, juist-of-fout-vragen en/of open vragen. Bij toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus moet de student eerst de toepasselijke theorie uitleggen (d.i. het wettelijke kader, verduidelijkt aan de hand van de jurisprudentie, schetsen) en vervolgens uitleggen hoe hij deze theorie concreet toepast op de oefening/casus. Tenzij anders aangegeven wordt in de vraag, moet ieder antwoord steeds een verwijzing naar de toepasselijke wetsartikels bevatten.
Een hoofdvraag kan opgesplitst worden in meerdere subvragen.