Vakdidactiek AML (Algemene Muziekleer) bestaat uit twee modules: Vakdidactiek MCV en Vakdidactiek Kunst & Cultuur.

In Vakdidactiek MCV leer je zelfstandig en inspirerend voor een klasgroep te staan, aan de hand van een waaier aan vaardigheden waarmee je basiscompetenties en -kennis bij leerlingen in een grotere klasgroep kan ontwikkelen.
Het nieuwe decreet voor het DKO dient daarbij als leidraad om mogelijke speerpunten voor Muzikale Culturele Vorming binnen de tweede graad te onderzoeken, en om deze creatief en doeltreffend uit te werken voor een groep jongeren, tieners of volwassenen.
Er wordt geëxperimenteerd met verschillende werk- en spelvormen, die je verder uitwerkt binnen micro-teachings én in de reële klaspraktijk in een academie.


De module Kunst & Cultuur focust op het geven van een theoretisch vak in het kunstonderwijs. Dit vraagt een heel andere aanpak van de klasgroep. We gaan niet dieper in op de academische kennis van de leerstof maar wel op de didactische aanpak. Verschillende werkvormen worden aangereikt om op een dynamische manier een theoretisch vak te geven.

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.

AMV
De student leerkracht kent het minimum leerplan voor AMV. Hij verwerft inzicht in de algemene en specifieke doelstellingen, de pedagogische technieken en structuren van een AMV-les. Hij hanteert en stuurt groepsdynamische processen, hij kan onderwijs-leerstrategieen opbouwen, is alert voor procesvertragende factoren en kan hierop adequaat remediëren (foutenanalyse). Hij bezit een ruime repertoirekennis. De student leerkracht kan jongeren en volwassenen stimulerend begeleiden in hun muzische opleiding. Hij kan verbanden leggen met de theoretische inzichten en deze vertalen naar de AMV-praxis. Hij kan een verantwoorde keuze maken tussen de verschillende didactische werk- en organisatievormen bij het voorbereiden van een AMV-les. De student leerkracht kan zelf lesmateriaal aanmaken dat perfect aansluit bij het lesonderwerp (werkblaadjes of oefeningen voor de leerlingen, liedjes, meerstemmige oefeningen, enz.) De student leerkracht kan een timing per les of lesfase inschatten en respecteren. De student leerkracht verwerft de nodige (sociale) vaardigheden om als leraar te functioneren in de klas/opleiding/school). De student leerkracht kan kritisch reflecteren over het eigen functioneren. Hij is gericht op de actualisering van kennis en vaardigheden door levenslang leren.

AMC
Kennis
De student leerkracht kent het minimum leerplan AMC (Vlaamse gemeenschap en OVSG) en kan hierbij aansluitend een jaarplan AMC opbouwen.
De student leerkracht kennen representatieve genres en stijlen en kan deze linken aan exemplarische en illustratieve luistervoorbeelden.

Vaardigheden
De student leerkracht ontwikkelt een actieve en creatieve luisterpraktijk, waar mogelijk in combinatie met een actieve musiceerpraxis.
De student leerkracht weet hoe hij de luisterattitude van hun toekomstige leerlingen kan sturen via gerichte luisteropdrachten (o.m. vanuit de parameters).
De student leerkracht ontwikkelt een brede interesse en is in staat om leerlingen te enthousiasmeren.
De student leerkracht erkent de meerwaarde van afwisselende didactische werkvormen (doceren, vraaggesprek, luisteropdrachten, actief musiceren...).
De student leerkracht verwerft inzicht in het maken van een lesvoorbereiding AMC.
Pas tijdens de stagepraktijk zal blijken of hij deze vaardigheid daadwerkelijk bezit.

Attitudes
De student leerkracht getuigt van een brede interesse in hun vakgebied en vertoont een oprechte belangstelling voor zijn toekomstige doelgroep, met name de leerlingen!
De student leerkracht kan levendig vertellen en leerlingen motiveren.
De student leerkracht kan zijn doceerstijl aanpassen aan de leeftijd van zijn doelgroep (jongeren, volwassenen).
De student leerkracht is collegiaal.

Zie ook competentiematrix.

Zie 'Eindcompetenties (tekst)': de leerdoelen werden onmiddellijk gekoppeld aan de functionele gehelen of basiscompetenties van de leraar.

• Observatie en interpretatie van reële leeromgevingen én van gesimuleerde casussen.
• Maken en uitwerken van oefenlesvoorbereidingen, oefeningen, werkblaadjes en jaarplannen, rekening houdend met een realistische timing.
• Analyse van bestaande leerplannen Klanklab, MCV, Muziekgeschiedenis en Muziekcultuur (DKO), Algemene Muziekleer (KSO) en Esthetica en Muzikale Opvoeding (SO) + formulering van doelstellingen voor deze vakken op basis van de leerplannen.
• Maken en uitwerken van activerende oefenlesvoorbereidingen rond luister- en doe-opdrachten.
• Microteachings op basis van uitgewerkte oefenlesvoorbereidingen.
• Microteaching, na reflectie over de aspecten van een krachtige leeromgeving en heterogeniteit binnen een leergroep MO, Klanklab, MCV en/of AML.
• Microteaching, na reflectie en input over de vakdidactische remediërende tools.
• Microteaching, na reflectie over methodieken, emoties & persoonlijkheid, sociale, pedagogische en artistieke context.
• Reflectie over zinvol domeinoverschijdend werken, met toepassing van deze inzichten in de voorbereiding van een lesonderdeel.
• Maken en uitwerken van oefenlesvoorbereidingen, rekening houdend met een realistische timing.
• Reflectie over het belang van de vakken Klanklab en MCV (DKO), Algemene Muziekleer (KSO) en Muzikale Opvoeding (SO) binnen het (kunst)onderwijs, de maatschappij en het artistieke veld. Formulering van eigen mening als basis voor discussie.

 

AMV
Een aantal van de meest gebruikte actuele leerboeken AMV (voor de leerling) en handboeken AMV (voor de leerkracht).

AMC
Eigen cursus, bibliografische lijst, leerplannen, jaarplannen, uitgebreide discografie, tekstbijlagen en partituren. Alle studenten krijgen de syllabus met bijlagen.

AMV
Een aantal bundels met eenstemmige of meerstemmige liederen (ook in het Nederlands).

AMC
Zie bibliografische lijst die aan alle studenten wordt aangeboden, zie materiaal (opnamen, wetenschappelijke bronnen, programma’s, actualia) dat wekelijks aan de studenten ter kennisgeving wordt aangeboden.

Evaluatiecriteria:
De student die tijdens de permanente evaluatie blijk geeft van de gevraagde attitudes (zie eindcompetenties) en tijdens het examen in voldoende mate de vereiste kennis en vaardigheden (zie eindcompetenties) kan aantonen is geslaagd.
De graad wordt bepaald door de mate waarin de doelstellingen zijn behaald.

Er is een minimum van 2/3 aanwezigheid vereist.

Bij minder dan 2/3 aanwezigheid in de lessen krijgt de student 0/20 voor de toetsvorm permanente evaluatie. Voor de toetsvorm permanente evaluatie is geen tweede examenkans mogelijk. Het cijfer voor de toetsvorm permanente evaluatie van de eerste examenperiode wordt overgedragen naar de tweede examenperiode. Alleen voor toetsvormen niet permanent is een tweede examenkans mogelijk.

Voorwaarden gewettigde afwezigheid:
- Een afwezigheid gestaafd door een medisch attest
- Een vooraf aangevraagde afwezigheid, goedgekeurd door het opleidingshoofd.

De student moet slagen voor elke deelproef van het opleidingsonderdeel om voor het volledige opleidingsonderdeel te kunnen slagen. Indien men voor een deelproef niet slaagt, wordt het laagste cijfer van de deelproef het cijfer van het hele opleidingsonderdeel en wordt de student voor het hele opleidingsonderdeel doorverwezen naar de volgende examenperiode.