Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Management en Communicatie
campus Meistraat
Meistraat 5 - 2000 Antwerpen
T +32 3 220 55 20 - F +32 3 220 55 59
mc@ap.be
Corporate law/433270/1694/1920/1/34
Study guide

Corporate law/4

33270/1694/1920/1/34
Academic year 2019-20
Is found in:
  • Bachelor of Business Management (Paralegal Studies), programme stage 2
    Specialisation:
    • Paralegal Studies
This is a single course unit.
Study load: 3 credits
Co-ordinator: Tijs Wenzel
Languages: Dutch
Scheduled for: Module 4
This course unit is marked out of 20 (rounded to an integer).
Possible deadlines for learning account: 04.05.2020 ()
Re-sit exam: is possible.
Possibility of tolerance: This course unit is eligible for tolerance according to the criteria as determined by the degree programme you are enrolled in.
Total study time: 78,00 hours

Prerequisites

(previously registered for Study of legal sources/1) AND previously registered for Law of obligations/1.

Learning outcomes (list)

Substantively supports the law professionals (bailiffs, notaries public, magistrates, barristers, solicitors,…)
The student should be able to apply the corporate law in complex practical situations. He/she must be able to analyze a specific corporate law problems and formulate solutions.
The student must be able to analyze (various, potential) corporate law problems in complex practical cases. He/she must be able to formulate conclusive solutions to avoid these problems or to remedy these problems.
Provides first line legal counsel and assumes the legal interests of clients and principals in accordance with the profession’s deontological code.
The student must be able to explain the goals, conditions and concrete elaboration of complex corporate operations (capital increase / capital reduction, conversion, merger / demerger, dissolution and liquidation, ...).
The student must be able to explain the rights and duties of the various corporate actors (shareholder, owner of profit shares/bonds /warrants, director/ manager, permanent representative, auditor, corporate bodies).
The student must be able to indicate the differences between different types of corporations. He/she must be able to indicate the advantages and disadvantages of a particular corporate form.
The student must be able to indicate which procedures are elaborated in corporate law to protect the corporate actors and third parties. He/she must be able to describe the ratio legis, the conditions and the concrete elaboration of such procedures.
The student must be able to calculate whether the conditions for the application certain corporate procedures/protection mechanisms have been achieved (transfer of shares, legal reserve fund, alarm bell procedure, distributable profits ...).
The student must be able to describe how the various types of corporations are incorporated. He/she must be able to describe the conditions and formalities to be fulfilled for the incorporation of a specific corporate form.
The student must be able to describe how the corporate bodies of a particular corporate form are composed, what their responsibilities are and how they function (how they are convened, deliberate and make decisions).
The student must be able to work out a legally substantiated opinion in which a corporate law problem is analyzed and in which is explained how this problem can be avoided or solved.

Study material (list)

Mandatory
Mandatory
  • Author: J. Vincke, R. Smits
Mandatory
Electronic Learning EnvironmentMandatory
  • Author: AP Hogeschool Antwerpen

Educational organisation (list)

Exam duration
Estimated time for testing2,00 hours
Learning Activities
Lectures and / or tutorials24,00 hours
Work time outside of contact hours52,00 hours

Evaluation (list)

Evaluation(s) for first exam chance
MomentForm%Remark
Academic yearKnowledge test30,00Het examen is schriftelijk en met gesloten boeken. Enkel niet-geannoteerde wetteksten mogen worden gebruikt. Er mag geen rekenmachine gebruikt worden.
Het examen bestaat uit enerzijds theoretische vragen en anderzijds toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus.
Theoretische vragen kunnen worden gesteld onder de vorm van meerkeuzevragen, juist-of-fout-vragen en/of open vragen. Bij toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus moet de student eerst de toepasselijke theorie uitleggen (d.i. het wettelijke kader, verduidelijkt aan de hand van de jurisprudentie, schetsen) en vervolgens uitleggen hoe hij deze theorie concreet toepast op de oefening/casus. Tenzij anders aangegeven wordt in de vraag, moet ieder antwoord steeds een verwijzing naar de toepasselijke wetsartikels bevatten.
Een hoofdvraag kan opgesplitst worden in meerdere subvragen (eventueel met verschillende hypotheses).
Academic yearSkills assessment hands off70,00Het examen is schriftelijk en met gesloten boeken. Enkel niet-geannoteerde wetteksten mogen worden gebruikt. Er mag geen rekenmachine gebruikt worden.
Het examen bestaat uit enerzijds theoretische vragen en anderzijds toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus.
Theoretische vragen kunnen worden gesteld onder de vorm van meerkeuzevragen, juist-of-fout-vragen en/of open vragen. Bij toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus moet de student eerst de toepasselijke theorie uitleggen (d.i. het wettelijke kader, verduidelijkt aan de hand van de jurisprudentie, schetsen) en vervolgens uitleggen hoe hij deze theorie concreet toepast op de oefening/casus. Tenzij anders aangegeven wordt in de vraag, moet ieder antwoord steeds een verwijzing naar de toepasselijke wetsartikels bevatten.
Een hoofdvraag kan opgesplitst worden in meerdere subvragen (eventueel met verschillende hypotheses).
Evaluation(s) for re-sit exam
MomentForm%Remark
2nd examination periodKnowledge test30,00Het examen is schriftelijk en met gesloten boeken. Enkel niet-geannoteerde wetteksten mogen worden gebruikt. Er mag geen rekenmachine gebruikt worden.
Het examen bestaat uit enerzijds theoretische vragen en anderzijds toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus.
Theoretische vragen kunnen worden gesteld onder de vorm van meerkeuzevragen, juist-of-fout-vragen en/of open vragen. Bij toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus moet de student eerst de toepasselijke theorie uitleggen (d.i. het wettelijke kader, verduidelijkt aan de hand van de jurisprudentie, schetsen) en vervolgens uitleggen hoe hij deze theorie concreet toepast op de oefening/casus. Tenzij anders aangegeven wordt in de vraag, moet ieder antwoord steeds een verwijzing naar de toepasselijke wetsartikels bevatten.
Een hoofdvraag kan opgesplitst worden in meerdere subvragen (eventueel met verschillende hypotheses).
2nd examination periodSkills assessment hands off70,00Het examen is schriftelijk en met gesloten boeken. Enkel niet-geannoteerde wetteksten mogen worden gebruikt. Er mag geen rekenmachine gebruikt worden.
Het examen bestaat uit enerzijds theoretische vragen en anderzijds toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus.
Theoretische vragen kunnen worden gesteld onder de vorm van meerkeuzevragen, juist-of-fout-vragen en/of open vragen. Bij toepassingsvragen onder de vorm van een geïntegreerde oefening/casus moet de student eerst de toepasselijke theorie uitleggen (d.i. het wettelijke kader, verduidelijkt aan de hand van de jurisprudentie, schetsen) en vervolgens uitleggen hoe hij deze theorie concreet toepast op de oefening/casus. Tenzij anders aangegeven wordt in de vraag, moet ieder antwoord steeds een verwijzing naar de toepasselijke wetsartikels bevatten.
Een hoofdvraag kan opgesplitst worden in meerdere subvragen (eventueel met verschillende hypotheses).