Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Gezondheid en Welzijn
campus Spoor Noord Noorderplaats
Noorderplaats 2 - 2000 Antwerpen
gw@ap.be
Praktijk 1 + 232339/1862/2021/1/30
Studiegids

Praktijk 1 + 2

32339/1862/2021/1/30
Academiejaar 2020-21
Komt voor in:
  • Graduaat orthopedagogische begeleiding (Antwerpen), trajectschijf 1
In andere opleidingen:
  • Graduaat orthopedagogische begeleiding (Mechelen) als Praktijk 1 + 2
  • Graduaat orthopedagogische begeleiding (Turnhout) als Praktijk 1 + 2
Dit is een enkelvoudig opleidingsonderdeel.
Studieomvang: 21 studiepunten
Men kan dit opleidingsonderdeel niet volgen binnen een
  • examencontract (met het oog op het behalen van een creditbewijs).
  • examencontract (met het oog op het behalen van een diploma).
Co-titularis(sen): Anthonissens Nans, Bachot Anja, Bal Annemie, Boeynaems Esther, Clauw Jo, De Wachter Bessie, Engels Anouk, Gochet Leen, Herweyers Joris, Jacobs Inge, Leirs Sybryn, Moons Marjan, Rogge Eveline, Vandenbussche Jan, Vermeulen Guido, Verschueren Fientje, Vos Wouter, Wieërs An, Wynants Heidi
Onderwijstalen: Nederlands
Kalender: Academiejaar
Dit opleidingsonderdeel wordt gequoteerd op 20 (tot op een geheel getal).

Volgtijdelijkheid

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.
Tweede examenkans: niet mogelijk.
Delibereerbaarheid: Voor dit opleidingsonderdeel moet je slagen (wordt nooit gedelibereerd).
Totale studietijd: 563,00 uren

Korte omschrijving

Het olod 'praktijk 1 + 2' behandelt de kennismaking met het beroep van opvoeder-begeleider en het sociaal-agogisch werkveld.
Het olod 'praktijk 1 + 2' bereidt voor op zelfstandig handelen, verantwoordelijkheid dragen en positief-kritisch reflecteren in één van de orthopedagogische werkvelden.

Begincompetenties (tekst)

De student voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor de inschrijving van een graduaatsopleiding zoals bepaald in het onderwijs- en examenreglement.

OLR-Leerdoelen (lijst)

02: Leefklimaat op maat: De gegradueerde draagt in vertrouwde en nieuwe, complexe contexten methodisch bij tot het uitbouwen van een leefklimaat op maat.
De student analyseert de meest courante taken van een opvoeder in een variatie aan doelgroepen
De student participeert aan de dagelijkse werking
De student toont respect voor andere waarden en normen (+ gedragsindicatoren)
De student treedt cliënten eerlijk en authentiek tegemoet
De student zoekt de organisaties van de welzijnssector op m.b.v. de sociale kaart
De student benoemt de taken van een opvoeder/begeleider op de eigen praktijkplaats
Student maakt in zijn schriftelijke en mondelinge communicatie over cliënten het verschil tussen nice to know en need to know. 
De student gaat discreet om met informatie, zowel in contacten met cliënten als in contacten met collega's
De student formuleert vragen en bedenkingen in functie van het handelingsplan/ondersteuningsplan van de cliënt
De student ontwikkelt respons op een hulpvraag van de client vanuit observatie, eigen ervaring en overleg met het team.
De student verzamelt informatie om de hulpvraag van de cliënt vast te stellen
De student communiceert mondeling op een doelgerichte en respectvolle manier met het team.
De student communiceert op een respectvolle manier met de cliënt en het cliëntsysteem.
De student communiceert schriftelijk op een doelgerichte en respectvolle manier met het team.
de student stemt onder begeleiding zijn handelen af op het handelingsplan/begeleidingsplan
de student stemt zijn gedrag af op de eigenheid en verscheidenheid van de doelgroep
De student handelt vanuit een grondhouding van gelijkwaardigheid en verbondenheid
De student verduidelijkt de invloed van het eigen referentiekader op zijn handelen
De student communiceert op een doelgericht manier met de cliënt en het cliëntsysteem
De student maakt in zijn communicatie over cliënten het verschil tussen nice to know en need to know
De student gaat discreet om met gevoelige en vertrouwelijke informatie, zowel in contacten met cliënten als in contacten met collega's.
De student beschrijft het belang van het netwerk van de cliënt
De student vraagt uitleg en ondersteuning bij een probleem of onduidelijkheid.
De student past reflectiemethodieken toe om het eigen handelen bij te sturen
De student situeert de eigen leerwerkplek binnen het orthopedagogische werkveld.
De student zoek info op over de doelstellingen van de eigen praktijkplaats
De student herkent en benoemt methodieken en theoretische denkkaders.
04: Eigen referentiekader: De gegradueerde handelt vanuit verbondenheid en gelijkwaardigheid. De gegradueerde is zich bewust van het eigen referentiekader en handelt vanuit erkenning van de eigenheid en de verscheidenheid van cliënten en cliëntsystemen.
De student toont respect voor andere waarden en normen (+ gedragsindicatoren)
De student treedt cliënten eerlijk en authentiek tegemoet
de student stemt zijn gedrag af op de eigenheid en verscheidenheid van de doelgroep
De student handelt vanuit een grondhouding van gelijkwaardigheid en verbondenheid
De student verduidelijkt de invloed van het eigen referentiekader op zijn handelen
06: Communiceren: De gegradueerde communiceert respectvol en doelgericht met de cliënt, het cliëntsysteem, het team en andere betrokken actoren.
De student stuurt zichzelf bij op basis van zelfreflectie
De student communiceert mondeling op een doelgerichte en respectvolle manier met het team.
De student communiceert op een respectvolle manier met de cliënt en het cliëntsysteem.
De student communiceert schriftelijk op een doelgerichte en respectvolle manier met het team.
De student communiceert op een doelgericht manier met de cliënt en het cliëntsysteem
De student gaat discreet om met gevoelige en vertrouwelijke informatie, zowel in contacten met cliënten als in contacten met collega's.
De student beschrijft zijn mandaat (rol, positie) binnen het team
De student stelt vragen over de gekregen feedback
De student beschrijft hoe hij/zij zijn orthopedagogische competenties kan bijsturen op basis van zijn zelfreflectie
08: Netwerken: De gegradueerde ondersteunt de cliënt bij het versterken en creëren van netwerken die voor de cliënt belangrijk zijn.
De student beschrijft het belang van het netwerk van de cliënt
10: Reflectie en levenslang leren: De gegradueerde stuurt zijn (ortho)(ped)agogisch handelen bij o.b.v. van (zelf)reflectie en levenslang leren.
De student stuurt zichzelf bij op basis van zelfreflectie
De student stelt vragen over de gekregen feedback
De student past reflectiemethodieken toe om het eigen handelen bij te sturen
De student beschrijft hoe hij/zij zijn orthopedagogische competenties kan bijsturen op basis van zijn zelfreflectie
De student stelt vragen omtrent het eigen functioneren
12: Doelstellingen: De gegradueerde werkt kritisch en constructief mee aan de doelstellingen van de eigen organisatie.
De student zoekt de organisaties van de welzijnssector op m.b.v. de sociale kaart
De student situeert de eigen leerwerkplek binnen het orthopedagogische werkveld.
De student zoek info op over de doelstellingen van de eigen praktijkplaats
01: Ondersteuning en begeleiding: De gegradueerde ondersteunt en begeleidt cliënten en cliëntgroepen tijdelijk of langdurig in hun dagelijks leven op vlak van wonen, werken, leren en vrije tijd.
De student participeert aan de dagelijkse werking
De student analyseert de meest courante taken van een opvoeder in een variatie aan doelgroepen
De student benoemt de taken van een opvoeder/begeleider op de eigen praktijkplaats
03: Ondersteuningsplan: De gegradueerde levert binnen de eigen verantwoordelijkheid, autonoom en met initiatief, een substantiële bijdrage aan het vormgeven en aan het implementeren van het ondersteuningsplan. De gegradueerde doet dit in samenspraak met de cliënt, het cliëntsysteem, het team en andere betrokken actoren.
De student formuleert vragen en bedenkingen in functie van het handelingsplan/ondersteuningsplan van de cliënt
De student ontwikkelt respons op een hulpvraag van de client vanuit observatie, eigen ervaring en overleg met het team.
De student verzamelt informatie om de hulpvraag van de cliënt vast te stellen
de student stemt onder begeleiding zijn handelen af op het handelingsplan/begeleidingsplan
07: Beroepsethisch kader: De gegradueerde handelt in overeenstemming met het beroepsethisch kader en de relevante wettelijke bepalingen.
Student maakt in zijn schriftelijke en mondelinge communicatie over cliënten het verschil tussen nice to know en need to know. 
De student gaat discreet om met informatie, zowel in contacten met cliënten als in contacten met collega's
De student maakt in zijn communicatie over cliënten het verschil tussen nice to know en need to know
De student gaat discreet om met gevoelige en vertrouwelijke informatie, zowel in contacten met cliënten als in contacten met collega's.
09: Team: De gegradueerde overlegt en werkt samen in een (interdisciplinair) team en met interne en externe actoren in vertrouwde en nieuwe, complexe contexten.
De student vraagt uitleg en ondersteuning bij een probleem of onduidelijkheid.
De student beschrijft zijn mandaat (rol, positie) binnen het team

Studiematerialen (tekst): Verplicht

  • Studiewijzer
  • Het cursusmateriaal zal digitaal ter beschikking worden gesteld.

Onderwijsorganisatie

Werkvormen
Hoor- en/of werkcolleges21,00 uren
Vormen van groepsleren16,00 uren
Werkplekleren en/of stage350,00 uren
Werktijd buiten de contacturen176,00 uren

Toetsing (lijst)

Evaluatie(s) voor beide examenkansen, niet herhaalbaar in tweede examenkans
MomentVorm%Opmerking
AcademiejaarPortfolio40,00
AcademiejaarStage60,00

Toetsing (tekst)

De beoordeling gebeurt op basis van:
- evaluatie stage
- portfolio
- inbreng tijdens supervisiecontacten

Het aanleveren van een uitgewerkt digitaal portfolio is een voorwaarde om deel te nemen aan het eindevaluatiegesprek op de leerwerkplek.

Als de student ongewettigd afwezig is tijdens de stage of supervisiemomenten, kan er een 0 op 20 toegekend worden.
Als de student aan het einde van de stageperiode meer dan 10% van de totaal uit te voeren stage-uren gewettigd afwezig was, kan er een 0 op 20 toegekend worden.
Bij ongewettigde afwezigheid op het arbeidsgeneeskundig onderzoek wordt 1 punt van het totaalcijfer afgetrokken voor elke afwezigheid.