Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Koninklijke Academie van Antwerpen
Kunsttheorie 1500-190034281/3298/2425/1/03
Studiegids

Kunsttheorie 1500-1900

34281/3298/2425/1/03
Academiejaar 2024-25
Komt voor in:
  • Bachelor in de beeldende kunsten, trajectschijf 1
  • Bachelor of Arts in Visual Arts
Dit is een enkelvoudig opleidingsonderdeel.
Studieomvang: 3 studiepunten
Men kan dit opleidingsonderdeel enkel mits aparte toelating volgen binnen een
  • examencontract (met het oog op het behalen van een creditbewijs).
  • examencontract (met het oog op het behalen van een diploma).
Titularis: Crombez Thomas (eng,eng)
Onderwijstalen: Engels, Nederlands
Kalender: Semester 2
Dit opleidingsonderdeel wordt gequoteerd op 20 (tot op een geheel getal).
Mogelijke grensdata voor leerkrediet: 15.03.2025 (2de semester)
Tweede examenkans: wel mogelijk.
Delibereerbaarheid: Dit opleidingsonderdeel komt in aanmerking voor deliberatie onder de voorwaarden van de opleiding waarvoor je bent ingeschreven.

Volgtijdelijkheid

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.

Begincompetenties (tekst)

De student is in staat om theoretische teksten zelfstandig te verwerken. Z/hij kan (mee) reflecteren over een gegeven wijsgerig probleem, dat op een abstracte wijze is geformuleerd.

De student is in staat zich te oriënteren in de algemene geschiedenis, die de achtergrond zal vormen voor de ontwikkelingen in kunst, wetenschap en filosofie besproken tijdens dit vak.

De student is gevoelig voor de wijsgerige problemen omtrent het kunstwerk en de sociale rol van kunst.

OLR-Leerdoelen (lijst)

BA3 - Kennis en inzicht hebben en blijven ontwikkelen in de maatschappelijke, culturele, artistieke, historische en internationale context van de beeldende kunsten en de artistieke praxis.
De student heeft een historische gevoeligheid ontwikkeld voor de veranderende esthetische denkbeelden in loop van de (kunst)geschiedenis.
De student heeft inzicht in de ontwikkeling van de westerse wijsbegeerte gedurende de vroeg- en laatmoderne periode.
De student kan de voornaamste (historische) kunstfilosofische en -theoretische posities verbinden aan belangrijke ontwikkelingen in de geschiedenis van de filosofie.
De student kan een wijsgerige tekst doorgronden en een filosofisch argument volgen en (re)construeren.
De student kan zich oriƫnteren in de geschiedenis van de filosofie tijdens de vroegmoderne en de laatmoderne periode (filosofen, concepten, stromingen).
De student kent de voornaamste (historische) kunstfilosofische en -theoretische posities van de vroeg- en laatmoderne periode.

Leerinhoud

Centraal staan drie fundamentele vragen van de westerse kunstfilosofie:

1- Wat is schoonheid?

2- Wat kenmerkt een kunstwerk? Hoe is een kunstwerk gestructureerd? (vormesthetica)

3- Wat gebeurt er tussen het kunstwerk en de beschouwer? Hoe werkt het kunstwerk op een toeschouwer of luisteraar in? (werkingsesthetica)

Vanuit deze drie vragen wordt de geschiedenis van de westerse filosofie overlopen, met aandacht voor de voornaamste strekkingen tijdens de vroegmoderne en de laatmoderne periode.

Studiematerialen (tekst): Verplicht

Eventuele studiematerialen worden beschikbaar gemaakt op papier in de bibliotheek of op het online-leerplatform.

Toetsing (lijst)

Evaluatie(s) voor de eerste examenkans
MomentVorm%Opmerking
Eerste examenperiodeKennis- en inzichtstoets in de examenreeks100,00
Evaluatie(s) voor de tweede examenkans
MomentVorm%Opmerking
Tweede examenperiodeKennis- en inzichtstoets in de examenreeks100,00

Toetsing (tekst)

Er is een schriftelijk en mondeling examen.

Je wordt verondersteld aanwezig te zijn tijdens de lessen. Afwezigheden kunnen een negatieve impact hebben op je studieresultaten.