Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Koninklijk Conservatorium van Antwerpen
Masterproef Kunsteducatief project32797/3319/2425/1/34
Studiegids

Masterproef Kunsteducatief project

32797/3319/2425/1/34
Academiejaar 2024-25
Komt voor in:
  • Educatieve master muziek en podiumkunsten, trajectschijf 5
  • Verkorte educatieve master muziek en podiumkunsten
Dit is een enkelvoudig opleidingsonderdeel.
Studieomvang: 9 studiepunten
Men kan dit opleidingsonderdeel niet volgen binnen een
  • examencontract (met het oog op het behalen van een creditbewijs).
  • examencontract (met het oog op het behalen van een diploma).
Titularis: Selderslaghs Bob
Andere co-titularis(sen): Dierckx Ellen, Duyck Ilse, El Kaoui Rashif, Gordon Natalie, Reehorst Nienke, Van De Sande Jolien, Verhulst Sarah, Vinken Jan-Kris
Co-titularis(sen) zijn nog niet (allemaal) gekend.
Onderwijstalen: Nederlands
Kalender: Semester 1 of Academiejaar
Dit opleidingsonderdeel wordt gequoteerd op 20 (tot op een geheel getal).
Mogelijke grensdata voor leerkrediet: 31.10.2024 (Academiejaar) of 31.10.2024 (1ste semester)
Tweede examenkans: wel mogelijk.
Delibereerbaarheid: Voor dit opleidingsonderdeel moet je slagen (wordt nooit gedelibereerd).
Totale studietijd: 270,00 uren

Volgtijdelijkheid

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.

Korte omschrijving

In de Masterproef Kunsteducatief Project (Educatieve Master Muziek en Podiumkunsten) komen de leerdoelen die gelinkt zijn aan het leraarschap in de kunsten integraal aan bod, en worden ze verbonden met het kunstenaarschap. De studenten koppelen onderzoekscompetenties aan een kunsteducatieve praktijk en zijn in staat hun praktijk te onderbouwen en hierover op diverse wijzen te communiceren, zowel naar vakgenoten en/of specialisten toe als naar een breder publiek.

Onderwijsorganisatie (tekst)

 

Begincompetenties (tekst)

De studenten dienen voorafgaand aan of gelijktijdig met het opleidingsonderdeel 'Masterproef Kunsteducatief Project' het opleidingsonderdeel 'Inleiding in de kunsteducatie' te volgen.

OLR-Leerdoelen (lijst)

Dit opleidingsonderdeel omvat de volgende leerdoelen:
Kan lesmateriaal opbouwen vanuit verschillende ervaringen en eigen standpunten met collega's delen en integreren.
Beschrijft de beginsituatie van een groep in een projectvoorstel en reflectieverslag
Exploreert de mogelijkheid om, al dan niet in samenwerking met (een) andere student(en), interdisciplinair te werken met de eigen doelgroep.
Formuleert zelfgekozen doelstellingen in het projectvoorstel en stuurt ze bij in de loop van het project
Kiest en formuleert leerinhouden in het projectvoorstel om de noden van de doelgroep te bereiken
Plant het schema van het project naargelang de noden van de doelgroep.
Kan activiteiten voorbereiden en inhoud structureren om met de doelgroep subdoelen te bereiken.
Doelt er met de inhoud van het project ook op om een positieve werkgemeenschap te creëren.
Bereidt adequate inhoud om de individualiteit van alle groepsleden te omarmen.
Kan samenwerken met een partner of in teamverband voor een case study en is in staat opdrachten onderling te verdelen.
Zet een project op touw binnen een bestaande organisatie en communiceert met de interne coördinator over hoe te voldoen aan de noden van de doelgroep.
Is zich bewust van nieuwe trends en innovaties binnen de kunstwereld en past deze toe binnen een kunsteducatief project.
Stimuleert de deelnemers tijdens een kunsteducatief project tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief, verantwoordelijkheid en participatie.
Stimuleert de deelnemers tijdens een kunsteducatief project tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief, verantwoordelijkheid en participatie.
Plant een eigen project met aandacht voor gelijke kansen en voor de sociale noden van de deelnemers
Kan een onderzoeksvraag formuleren als startpunt van een kunsteducatief project en deze motiveren vanuit wetenschappelijke inzichten en de artistieke actualiteit.
Kan een onderzoeksvraag vertalen naar een eigen handelingsmethodologie in een kunsteducatief project, en de toegevoegde waarde van de eigen aanpak motiveren in relatie tot relevante wetenschappelijke en artistieke bronnen.
Is in staat de onderzoeksbevindingen uit een kunsteducatief project te synthetiseren in relatie tot de initiële onderzoeksvraag
Kan een kunsteducatief project presenteren aan een jury van peers en experten, en is in staat om de eigen aanpak en keuzes gestoffeerd te verantwoorden.
Zet artistieke passie, vaardigheden en persoonlijkheid in om de leerlingen te inspireren en begeleiden in diens zoektocht naar de eigen artistieke passie en identiteit.

Leerinhoud

Tijdens inleidende én verdiepende lessen in de bachelor- en masteropleidingen (o.m. in de opleidingsonderdelen Research, Artist in society, Diversiteit & groepsmanagement en oriënteringsstage) maakten de studenten reeds kennis met artistiek en kunsteducatief onderzoek en met het werkveld van participatieve kunstpraktijken en kunsteducatie. In relatie tot deze brede kennis- en ervaringsbasis werden de studenten vervolgens in Inleiding in de kunsteducatie voorbereid op het academische luik van de masterproef d.m.v. vier onderzoeksseminaries, inhoudelijk georiënteerd op de onderzoekslijnen ‘embodiment en kunsteducatie’, ‘kunstonderwijs van de toekomst’, participatieve kunst’ en ‘culturele diversiteit’, én verkenden ze tijdens interdisciplinaire praktijksessies methodieken en strategieën voor kunsteducatie en participatief creëren in de podiumkunsten.

Bij de start van de Masterproef Kunsteducatief Project vindt een vijfde overkoepelend onderzoeksseminarie plaats, gericht op de begeleiding van de studenten bij het opzet van hun eigen onderzoekstraject. Vervolgens formuleren zij een onderzoeksvraag in een projectvoorstel. De keuze voor een onderzoeksvraag en projectaanpak wordt gemotiveerd met referentie naar academisch onderzoek en het artistieke veld. Bij goedkeuring door de praktijkbegeleiders en promotors zetten zij (al dan niet in samenwerking met collega-studenten en eventueel domeinoverschrijdend) een kunsteducatief project op dat een vertaling is van de onderzoeksvraag in een artistieke of kunsteducatieve strategie om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Methodisch gaat het hierbij steeds deels om onderzoek in de kunsten, maar artistieke strategieën kunnen aangevuld worden met andere methodes van dataverzameling en -analyse, afhankelijk van de relevantie i.f.v. de onderzoeksvraag. Inhoudelijk positioneert de masterproef zich steeds op volgende driehoek: artistieke domein - educatieve domein - sociaal-maatschappelijke domein.

De praktijkcomponent omvat minimaal 25 contacturen met de gekozen deelnemersgroep en wordt gecomplementeerd met een onderzoekspaper waarin de student conclusies formuleert in relatie tot de initiële onderzoeksvraag. De masterproef resulteert in een slotpresentatie (peers, werkveld, jury van deskundigen) waarin zowel de praktijk- als de onderzoekscomponent worden bevraagd.

Onderzoeksseminarie en Intervisies (groepslessen) in functie van de Masterproef:
Naast de integratie van kennis en inzichten vanuit bovenstaande opleidingsonderdelen, voorziet het traject van de masterproef in bijkomende werkcolleges (onderzoeksseminarie en intervisies), waarin specifieke vaardigheden worden geoefend.

Onderzoeksseminarie Masterproef Kunsteducatief Project:
De studenten zijn vrij in de eigen onderzoekskeuze en oriëntatie van het kunsteducatief project; de student kan ervoor kiezen aan te sluiten bij een bestaande onderzoekslijn aan de opleiding (zie thematische onderzoeksseminaries), maar hij/zij kan er ook voor kiezen een geheel eigen weg in te slaan, bijvoorbeeld op basis van eerdere praktijkervaring of uitgesproken interesse.

Naast de thematische onderzoeksseminaries die in Inleiding in de kunsteducatie aan bod kwamen, richt bij Masterproef Kunsteducatief Project één onderzoeksseminarie zich op de uitwerking van het eigen project van de studenten. Hierbij worden de criteria van het uit te werken projectvoorstel verduidelijkt. Het gehanteerde format is gebaseerd op de research proposals die de Schools of Arts hanteren voor onderzoeksprojecten in de kunsten. De volgende aspecten komen daarbij aan bod:

• Identificatie Masterproef Kunsteducatief Project (titel, timing, discipline(s), doelgroep)
• Omschrijving (bevat minimaal thematiek, theoretisch en artistiek kader, onderzoeksvragen, methodologie met doelstellingen en leerinhouden, output, relevante bronnen en/of literatuur)
• Planning
• Situering (binnen bestaande kunsteducatieve organisaties, samenwerkingsverbanden, contacten met externen…)
• Relevantie (artistiek, maatschappelijk, wetenschappelijk)
• Samenstelling van het projectteam (samenwerking met mede-studenten, onderzoekers, partnerorganisaties)

Er gelden enkele voorwaarden voor studenten die een kunsteducatief project willen opzetten in de school of organisatie waarin ze reeds werkzaam zijn: het project wordt niet georganiseerd tijdens de reguliere lessen van de student/leraar in kwestie, het dient onderscheiden te zijn van de eisen of verwachtingen die reeds gesteld worden door de werkgever, én de student dient een officieel akkoord van de werkgever in te dienen dat het project ter plekke georganiseerd mag worden.

Intervisies (of groepslessen) Masterproef Kunsteducatief project:
Het onderzoeksseminarie wordt gecomplementeerd met contactmomenten in groep in functie van de opstart, uitvoering en evaluatie van de masterproef kunsteducatief project. Elke student neemt deel aan de intervisiemomenten, en deze worden gespreid over drie foci:

• Een KICK-OFF die tot doel heeft om samen met het onderzoeksseminarie het projectvoorstel voor te bereiden (feed-up). Tijdens deze inleidende bijeenkomst wordt een algemene informatiesessie gegeven over het opzet van de masterproef; de verschillende onderzoekslijnen worden in herinnering gebracht en telkens geïllustreerd met kunsteducatieve projecten/masterproeven van studenten uit de voorbije jaren. Op deze manier krijgen de studenten een beeld van wat de masterproef concreet kan inhouden; wat hen ook zal inspireren om bepaalde keuzes te maken rond onderzoeksfocus en praktijkcontext. Ook wordt er ruimte geboden om interdisciplinair contact te leggen met elkaar, om in te gaan op individuele vragen en kennis maken te met de praktijkbegeleiders en promotors.
• Een feedback & GO-sessie die studenten voorziet van groepsgerichte en individuele feedback op het projectvoorstel en de te nemen volgende stappen in het leerproces (feedback & feedforward). Er wordt tijd gemaakt voor gesprek en oefening op het vlak van ervaren en/of te anticiperen valkuilen, moeilijkheden en obstakels. Het doel is dat na deze intervisie de studenten van start kunnen gaan met de uitvoering van hun kunsteducatief project en bijhorend onderzoek. Vanaf dit moment wordt er overgeschakeld op individuele begeleiding.
• Een community of practice die plaatsvindt na afloop van alle kunsteducatieve projecten. De studenten doen aan kennisopbouw en -uitwisseling met hun peers op basis van hun praktijkgerichte ervaringen. Ze stellen hun projecten voor aan elkaar en benoemen er de sterktes en uitdagingen van. Daarmee bereiden ze zich voor op de slotpresentatie voor de jury.

Studiematerialen (tekst): Verplicht

  • Booth, E. (2024) Verandering teweegbrengen. Teaching artists en hun rol in het creëren van een betere wereld. Betteryet Press.
  • Vademecum masterproef kunsteducatief project (te verkrijgen via Digitap)
  • Trotter: opleidingsgids voor de Educatieve Master Muziek en podiumkunsten
  • Elke student dient te beschikken over een laptop voor blended learning (online en offline lessen)
  • Bij het onderzoeksseminarie horen enkele artikels die methodieken en onderzoeksmogelijkheden inzichtelijk maken. Deze artikels worden gepost in een map op Digitap. Afhankelijk van de zelf gekozen onderzoeksvraag, kan de student hiermee autonoom aan de slag om de eigen onderzoeksvraag te verdiepen.

Studiematerialen (tekst): Aanbevolen

Ackroyd, J. (2006). Research Methodologies for Drama Education. Trentham Books

Addison, N., Burgess, L., Steers, J., Trowell, J. (2010). Understanding Art Education: Engaging Reflexivity with Practice. London/New York: Routledge.

Anderson, T., Gussak, D., Hallmark, K., & Paul, A. (2010). Art education for social justice. Reston, VA: National Art Education Association

Ball, L. (1990). What role: Artist or teacher? Art Education, 43(1), 54–59.

Bishop, C. (2012). Artificial Hells: Participatory Art and the Politics of Spectatorship. London/New York: Verso.

Bjorkvold, J.R. (1992). De Muzische Mens. Rotterdam: AD.Donker

Booth, E. (2023). Making Change: Teaching Artists and Their Role in Shaping a Better World. Betteryet Press.

Bresler, L. (ed.) (2007), International Handbook of Research in Arts Education. Dordrecht: Springer

Congdon, K.G. (2004). Community Art in Action. Worcester, Massachusetts: Davis Publications.

Dekeyser, B. (2010). Education through art, Kunst- en cultuureducatie als motor van leren.
Antwerpen: Garant.

Edwards, C., Gandini, L. & Forman, G. (red). (1998). De honderd talen van kinderen: De
ReggioEmilia-benadering bij educatie van jonge kinderen
. Utrecht: SWP.

Eisner, E.W. & D. Day, M. (eds.). (2004). Handbook of Research and Policy in Art Education. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates

Graham, M. (2008). How the teaching artist can change the dynamics of teaching and learning. Teaching Artist Journal 7(2), 85–94

Fegan, T. (2003). Learning and Community Arts. Leicester: National Institute of Adult Continuing Education.

Finkelpearl, T. (2013). What we made: Conversations on art and social cooperation. Durham, NC: Duke University Press.

Fleming, M., Bresler, L., O’Toole, J. (eds). (2015). The Routledge International Handbook of the Arts and Education. London/New York: Routledge

Freeman, J. (2010). Blood, Sweat & Theory: Research through practice in performance. Faringdon: Libri Publishing.

Frieling, R. (2008). The Art of Participation. 1950 to Now. San Francisco: San Francisco Museum of Modern Art.

Garber, E. (2004). Social justice and art education. Visual Arts Research, 30(2), 4–22.

Gielen, P. & De Bruyne, P. (2011). Community Art. The Politics of Trespassing. Amsterdam: Valiz Antennae.

Hagenaars, P. & Lieftinck, J. (red). (2004) ‘Beroep: docent kunstvakken.Competenties en kwalificaties in theorie en praktijk’, In Cultuur + Educatie 11, Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland.

Higgins, L. (2008). Growth, Pathways and Groundwork: community Music in the United Kingdom, International Journal of Community Music, 1 (1), 23-37.

Hoekstra, M. (2010). ‘Onderzoek naar de rol van de kunstenaar in Toeval Gezocht.’ In M. van Hoorn, (red.). Max Van der Kamp scriptieprijs 2009. In Cultuur+Educatie 27, p. 8 -28. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland.

Jackson, S. (2011). Social Works: Performing Art, Supporting Publics. New York: Routledge.

Kerremans, J. (ed.) S(O)AP. (2009). Spanningsvelden in de sociaal-artistieke praktijk, Brussel: Demos vzw.

Marshall, J. (2014). Transdisciplinarity and Art Integration. Toward a New Understanding of Art Based Learning across the Curriculum. Studies in Art Education, 55:2, 104-127

Matarasso, F. (2019). A Restless Art. How participation won and why it matters. London: Calouste Gilbankian Foundation.

Nagel, I. (2004). Cultuurdeelname in de levensloop. Proefschrift. Utrecht: Universiteit Utrecht.

O ́Farrell, L., Schonmann, S., & Wagner, E. (eds.) (2014). International Yearbook for Research in Arts Education 2/2014. Münster, Germany: Waxmann Verlag.

Parsons, M. (1987). How we understand art: A cognitive developmental account of aesthetic
experience
. Cambridge-New York: Cambridge University Press.

Quinn, T., Hochtritt, L., & Ploof, J. (2012). Art and social justice education: Culture as commons. New York, NY: Routledge.

Strobbe, L. & Van Regenmortel, H. (2010). Klanksporen: Breinvriendelijk musiceren. Antwerpen:
Garant.

Taylor, P. (ed.) (2004 /1996). Researching Drama and Arts Education. Paradigms & Possibilities. London/New York: RoutledgeFalmer.

Twaalfhoven, A. (red.) (2007). Kunst en opleiding. Boekman, 73. Amsterdam: Boekmanstichting.

Trienekens, S. & Hillaert, W. (2015). Kunst in Transitie: Manifest voor participatieve kunstpraktijken. Brussel/Utrecht: Demos/CALL-XL.

Vandelacluze, S., Van Esch, J. &Waerts, J. (2009). Methodiek: kunst- en erfgoededucatie,
theorie en praktijk
. Leuven: Mooss.

Vanmaele, J., De bisschop, A. (2024) Educatief onderzoek in de kunsten. Een praktijkgebonden en nomadisch perspectief. FORUM+, 31:1, 12-23.

Van Steen, A. (2014). De sociaal-artistieke methodiek. Een etnografische studie naar repetitieprocessen van sociaal-artistieke praktijken. Onderzoeksrapport Universiteit Gent, Vakgroep Sociologie.

Vermeersch, L. & Vandenbroucke, A. (2011). Veldtekening cultuureducatie: Beschrijvende studie
met evaluatieve SWOT-analyse.
HIVA-K.U.Leuven / Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse overheid, Leuven/Brussel.

Vogelezang, P. (2009). Handboek en Cultuurmonitor Pabo: De kwaliteit van cultuureducatie.
Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland.

Woywod, C. & Deal , R. (2016), Art That Makes Communities Strong: Transformative Partnerships With Community Artists in K–12 Settings. Art Education, 69:2, 43-51.

Onderwijsorganisatie

Werkvormen
Artistieke praktijk262,00 uren
Hoor- en/of werkcolleges2,00 uren
  • Duur: Academiejaar
Vormen van groepsleren6,00 uren

Toetsing (lijst)

Evaluatie(s) voor de eerste examenkans
MomentVorm%Opmerking
Eerste examenperiodeOnderzoeksopdracht30,00onderzoekspaper
Eerste examenperiodeReflectieopdracht in de examenreeks10,00
Evaluatie(s) voor de tweede examenkans
MomentVorm%Opmerking
Tweede examenperiodeOnderzoeksopdracht30,00onderzoekspaper
Tweede examenperiodeReflectieopdracht in de examenreeks10,00
Evaluatie(s) voor beide examenkansen, niet herhaalbaar in tweede examenkans
MomentVorm%Opmerking
Eerste examenperiodeArtistiek-educatieve projectopdracht60,00Voor de toetsvorm artistiek-educatieve projectopdracht is geen tweede examenkans mogelijk. Het cijfer voor de toetsvorm artistiek-educatieve projectopdracht van de eerste examenperiode wordt overgedragen naar de tweede examenperiode. Alleen voor de toetsvormen onderzoeksopdracht en reflectieopdracht in de examenreeks is een tweede examenkans mogelijk.

Toetsing (tekst)

De masterproef kunsteducatief project is een afstudeeropdracht waarin de student blijk geeft alle betreffende leerdoelen te hebben verworven. De masterproef wordt beoordeeld met volgende gewichten:

• Praktijkcomponent = Artistiek-educatieve projectopdracht: 60%
De praktijkcomponent omvat (a) het proces dat de student heeft afgelegd en dat zichtbaar gemaakt wordt tijdens de groepslessen (intervisies), het onderzoeksseminarie, het praktijkplan, de individuele begeleidingsmomenten en werkplekbezoeken: organisatie, planning, uitvoering, attitude; en (b) het toonmoment in het praktijkveld.

Verplichte aanwezigheid op het onderzoeksseminarie en de intervisies (groepslessen).

• Onderzoekscomponent = Onderzoeksopdracht: 30%
De onderzoekscomponent omvat de uitwerking van het (a) initële projectvoorstel en (b) de onderzoekspaper. Hierbij wordt gekeken naar de onderbouw van het project (academisch en artistiek), de inbedding van de onderzoeksvraag en -methode, de uitvoering van het onderzoek (en eventuele bijsturingen in de relatie theorie/praktijk), en de bespreking en kadering van de onderzoeksresultaten.

• Presentatie = Reflectieopdracht in de examenreeks: 10%
Digitale voorbereiding (slotpresentatievideo van maximaal 10 minuten waarin de student de voor haar/hem belangrijkste aspecten – leerpunten, inzichten, realisaties – bespreekt van haar/zijn masterproeftraject: zie bijlage) en jurygesprek over de slotpresentatievideo, het praktijkproject en de onderzoekspaper van de student.

De student moet de drie componenten uitvoeren om te kunnen slagen voor dit opleidingsonderdeel.

De beoordeling van de masterproef gebeurt door de (praktijk)docenten betrokken bij de masterproef, in samenspraak met de individuele promotor van de student en een extern jurylid.

Studenten kunnen ook na semester 1 afstuderen.

Voor de toetsvorm artistiek-educatieve projectopdracht is geen tweede examenkans mogelijk. Het cijfer voor de toetsvorm artistiek-educatieve projectopdracht van de eerste examenperiode wordt overgedragen naar de tweede examenperiode.