Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.

De student wordt voorbereid om op de werkvloer als toekomstige manager of assistent manager de werking te herkennen en te ageren op allerlei veranderde omstandigheden. Hij dient in die omstandigheden zich aan te passen, rekening houdend met het type van bedrijf. Hij leert technieken voor het aansturen, motiveren en omgaan met werknemers. Omgaan met innovatie en verandering komt aan bod. Het controleren van werknemers - al dan niet van van teams - maakt deel uit van de uiteenzetting. Opzetten van een strategie en een structuur om de bedoelde resultaten in het bedrijf te doen bekomen worden aangeleerd. Dit zijn de vier pijlers die als als vaardigheden worden erkend en aangeleerd.

Basis bedrijfseconomie. Algemeen inzicht verwerven in het functioneren van een organisatie en in de rol die een manager in een organisatie vervult.
De student kan zelsfandig informatie verwerven en verwerken om problemen op te lossen.
de student beschikt over de cognitieve vaardigheden om conclusies te trekken uit ogenschijnlijk niet samenhangende gegevens.
Communicatieve en interpersoonlijke vaardigheden.

Het model van Quinn wordt als basis genomen om de studenten in te leiden in de verschillende dimensies van leiding geven.

Volgende onderwerpen worden uitgewerkt:

Maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Flexibiliteit en verandering.

Strategisch management: organisatiestructuur en communicatie.

Groepen en teams: motivatie van werknemers.

Procesmanagement: beheersing van kwaliteit.

Zie digitap voor eventuele verdere instructies.

De totale examentijd bestaat uit de voorziene tijd plus ¼ extra examentijd voor alle studenten. De extra examentijd als individuele aanpassing is hierbij dus reeds inbegrepen.